Dit belooft een enigszins onwelvoeglijke column te worden. Misschien hebt u bij het lezen van de titel al een beetje afkeurend de wenkbrauwen gefronst, dus geef ik u nu de tijd deze pagina om te slaan en een ander artikel te gaan lezen. Als u toch doorleest, doet u dat op eigen risico. U was gewaarschuwd. Dus geef ik u hier een extra regeltje wit…
‘Oh, ik zie het al, je hebt een weegscheetje,’ zei mijn oogarts nog voor ik in haar Star Trekstoel had plaatsgenomen. Zelf vond ik het een hele weegscheet. Mijn hele linkeroog zat zowat dicht, op een klein spleetje in het midden na. Ik was er die morgen mee opgestaan en had mijn plotse koboldachtige gelaatsfysionomie in de spiegel grondig bestudeerd. De schrik sloeg me om het hart. Hiermee durfde ik zonder zonnebril de voordeur niet uit. Bovendien lag mijn anders zo stralende, blauwe kijker een beetje te koken in zijn oogkas. En het deed pijn, nou ja, ieder ooggeknipper was voelbaar. Alsof de zandman zijn hele lading in mijn oog had uitgestort. Een beetje op de tast vond ik een kompres in ons medicijnenkastje, drenkte dat in ijskoud water en legde het op de getroffen plek. Door mijn andere oog zag ik dat het resultaat plots veel acceptabeler was en bovendien verlichtte de kou de pijn… Dus ging ik er een tijdje mee door, ook nog terwijl ik aan de ontbijttafel aan mijn koffie nipte. Zo moesten mijn kleinkinderen me zien zitten. Ik hoorde het al. Mijn kleindochter: ‘Je lijkt nu écht op kapitein Grijsbaard, vake.’ ‘Op Piet Piraat zul je bedoelen,’ zou mijn kleinzoon er met een giechel aan toevoegen. Zelf voelde ik voor geen van beiden. Ik zag mezelf eerder als Captain Jack Sparrow, want die droeg géén ooglapje en in de Caraïben leek het me een stuk leuker de held uithangen dan in een cast van Studio 100. De koude kompressen gingen dus de vuilnismand in en ik belde mijn oogarts met de droeve mededeling dat het noodlot me die morgen met een neanderthaleroog had opgezadeld. Tot mijn vreugde nam ze een en ander serieus. ‘Kom om kwart over twaalf maar even binnenlopen,’ zei ze, ‘dan lossen we het wel even op.’
‘Een weegscheetje dus,’ zei ze. ‘Zo heet blepharitis in de volksmond. Vraag me niet waarom, maar het is een ontsteking van het talgkliertje van een van de wimpers...’ Nou, zo onschuldig dan? ‘ Die zwelling is er straks al uit, maar toch een dag of tien druppeltjes gebruiken en ’s nachts een zalfje. En die koude kompressen helpen helemaal niks. Hete kompressen moeten het zijn, zo heet als je kunt verdragen. Drie keer per dag.’ Mijn oogarts is een doortastende vrouw die zich niet op halve maatregelen laat betrappen. ‘Ik schrijf je ook nog een pilletje voor,’ zei ze toen ik me met haar goedkeuring weer uit haar testapparatuur had bevrijd.
De rest van de dag bleef mijn weegscheetje me achtervolgen. Letterlijk (warm kompresje leggen, jongen), maar ook figuurlijk. Als beschermheer van bedreigde woorden kon ik het niet laten eens te gaan naspeuren waarom zo’n – in de ogen van de oftalmologische wereld – ontstekinkje-van-niks net dié naam had gekregen. De oogst van mijn opzoekwerk was verrassend. Het woord komt al voor in Kiliaans Etymologicum Teutonicae Linguae uit 1588 (dat als het oudste Nederlandse woordenboek wordt beschouwd) en zou het volksgeloof weerspiegelen als zou iemand die ‘bij de weg aan zijn natuurlijke behoefte voldoet een scheetje in het oog krijgen.’ Nou, dat had ik in ieder geval niet gedaan! Dus vond ik meer soelaas in de verklaring van de Limburse Wikipedia: ‘Waege, wege sjteit veur sjmart, wee (pien doon), sjeet sjteit veur knippere mèt de ouge.’ Verder vond ik nog dat iedere regio in dit taalgebied wel zijn woord voor een weegscheetje lijkt te hebben. Zwienspuustje, brandpuist, zeikertje, kerkstichel, paddenschijter, draddeltjesoog, preutoge, piepoog, pisoog, kersteikel, padoog, zwientje… u noemt het maar.
Ondertussen gaat het al weer wat beter met mijn kijkers, want ook het opschrijven van dit relaas werkte pijnverzachtend. En uw beloning, lezer, als u tenminste tot hier bent blijven voortlezen, is dat u toch weer een paar oer-Vlaamse en met uitsterven bedreigde woorden hebt bijgeleerd. Woorden die stuk voor stuk mooier zijn dat het standaardtalige strontje. Toch?