Wat doet een mens op de dag dat de weervoorspellers in dit land ons vertellen dat er enkele hitterecords gaan sneuvelen? En verklaren dat lichamelijke inspanningen bij zo’n weer best vermeden worden? Het is inderdaad bloedheet en ik lig in shorts – wat me echt heel zelden overkomt – wat te puffen in mijn luie leunstoel. Koel drankje binnen handbereik en ook een stapel post die ik de voorbije dagen aan me voorbij heb laten gaan. Hoofdzakelijk advertentiebladen zijn het. Ik blader er wat in rond en dan…
…word ik plots vijftig jaar teruggekatapulteerd in de tijd. Ik zit in de toen al aftandse Leuvense collegezaal in Mietrees en voor ons breekt professor Pauwels een lans voor helder en correct Nederlands taalgebruik. Zowel mondeling als schriftelijk. Dat taalgebruik is echt wel een breekpunt, betoogt hij. Dat weten we al wel. Een jaartje eerder zijn we al door de handen gegaan van zijn voorganger in de eerste kandidatuur. Die had ons bij het begin van het academisch jaar meteen de stuipen op het lijf gejaagd met de uitspraak dat een vervolg van onze studie wel heel problematisch zou zijn als hij tijdens het mondeling examen met enige zekerheid kon zeggen uit welke streektaalgebied we afkomstig waren. Dat hadden we overleefd, maar nu deed Pauwels er nog een schepje bovenop. Of we in een krant naar keuze (‘geen advertentiebladen!’) de eerste honderd fouten tegen correcte formulering (‘tachtig percent’) en spelling (‘niet meer dan twintig percent’) wilden opzoeken en corrigeren. We moesten er een speciaal schriftje voor aanleggen en dat zou hij met een stralende glimlach graag medio november in ontvangst nemen, samen met de krant in kwestie waarin de fouten uiteraard netjes in het rood onderstreept stonden. Een monnikenwerk leek het eerst, maar nadat enkele hogerejaars me hadden aangeraden voor Het Belang van Limburg te kiezen, bleek de klus in enkele dagen geklaard. Ik had aan vijf zes bladzijden genoeg om de honderd krakende taalsteentjes te vinden, ze te becommentariëren en alles netjes in mijn schriftje op te schrijven. Bij het mondeling examen dat uiteraard op dit werkstukje volgde, joeg Pauwels me echter de gordijnen in. ‘Mijnheer, u hebt vandaag enkele keren svarabhakti gepleegd, dat volstaat,’ zei hij mysterieus, gaf me minzaam een hand en gaf daarmee aan dat het examen afgelopen was. Ik herinner me hoe de grond langzaam onder mijn voeten wegzakte. Het leek alsof mijn examen uitgelopen was op een heuse harakiri en niets mijn jaar nog kon redden. Tot bleek dat de raadselachtige bemerking die hij maakte op mijn uitspraak sloeg en niets te maken had met mijn werkstukje, waarvoor ik overigens een mooi cijfer kreeg. Ik had blijkbaar – typisch Limburgs overigens – enkele keren woordjes als ‘film’, ‘werk’ en ‘help’ uitgesproken als ‘fillem’, ‘werrek’ en ‘hellep’ en ook voor dié slordigheden wilde hij me in de toekomst behoeden. Dat is gelukt. Tot vandaag heb ik – dankzij prof Pauwels? - een verklikkerlichtje voor foute formuleringen en slordige uitspraak.
Wel merk ik dat vandaag de soep behoorlijk minder heet gekookt wordt. Over een regionaal accentje of over een kreupele tussentaalformulering meer of minder wordt zelfs bij de VRT niet langer getreurd. Jan Van Looveren mag blijkbaar in zijn VRT-programma Op reis met Jan schaamteloos plat Aantwaarps spreken en aan actrice Ann Tuts vragen waarom ze zo bekakt spreekt (lees: in tussentaal met Westvlaamse inslag). Amper tien jaar geleden zou Jan voor een dergelijke vraag in een dergelijk taaltje voor eeuwig en drie dagen naar Timboektoe verbannen zijn, of me zen sjokkedaaize oept stroat gesmete, maar nu mag het.
Ook in kranten en tijdschriften tieren nog welig foute stijlbloempjes (‘Beledigende scheldwoorden voor Theresa May’, ‘Hoogbegaafde kinderen komen massaal uit de kas’…) en kromme formuleringen (‘Hij reed tegen een boom met vijf inzittenden’). Ze blijven me dus in het oog springen. Zo ook tijdens de voorlopig warmste dag van het jaar. Bij het colofon van het reclameblad dat ik, langzaam smeltend, aan het doorbladeren was, stond netjes in een kadertje: ‘Volgende verschijning: 4 augustus’. Ik besef dat Hasselt in augustus weer miraculeuze weken tegemoet gaat, maar een nieuwe verschijning? Daarvoor kom ik zelfs bij dit heet weer uit mijn luie stoel.