Het Red Star Line Museum aan de Rijnkaai in Antwerpen, nieuwste parel aan de kroon van de Antwerpse city-marketing. Moét je gezien hebben. Wanneer de twee vriendelijke dames aan de ingang me een armbandje hebben aangemeten en me verzekerd hebben dat ik zelfs tijdens een gratis laatste-woensdag-van-de-maandbezoek zo lang mag blijven rondkijken als ik wil, loop ik door de toegangssluis naar de eerste zaal van het museum. Aan de wanden links en rechts heel zwaar uitvergrote en bewust vage foto’s van migranten van zo’n honderdtwintig jaar geleden. Ik hoor ook hun stemmen, maar wordt er toch een beetje duizelig van. Wellicht voel ik me even gedesoriënteerd als de vroegere gelukzoekers die van Europa naar Amerika trokken. De meesten van hen bleven anoniem en leven alleen verder in de vele uitstekende foto’s uit de tijd van toen die het museum aan zijn wanden heeft gehangen. Maar er zijn ook bekenden bij. Albert Einstein bijvoorbeeld. En Irving Berlin. Allen hebben ze vooral gemeen dat ze in Antwerpen de Red Starboot namen. Nog voor hun vertrek, moesten ze er veel gewilde en ongewilde ongemakken bijnemen, leer ik enkele zalen verder. Afscheid nemen van vrienden en kennissen in het geboorteland wegens een gebrek aan toekomst. Een lange treinreis in vaak onterende omstandigheden (‘als dieren in een veewagon,’ zegt één van de videogetuigen – waar heb ik dat nog gehoord?). Exuberante prijzen om in Antwerpen te geraken. Met de weinige bezittingen in een kartonnen koffertje of in een laken geknoopt te voet op tocht van het Centraal Station naar de Rijnkaai. Te kijk gesteld voor de welstellende burgers. Nadien urenlang wachten op de kaai. Desinfectering van kleding en bagage. Een douche van een uur. Ontluizing. Geneeskundig onderzoek… De Red Star Line was immers niet gek. Als een passagier bij aankomst op Ellis Island wegens gezondheidsproblemen het beloofde Amerikaanse land niet mocht betreden, draaide de lijn zelf op voor repatriëring van de landverhuizer. Vandaar.
Migratie is een fenomeen van alle tijden. Steeds is de mens op zoek gegaan naar betere klimatologische, economische of politieke leefomstandigheden. Met soms massale verhuizing tot gevolg. Met veel geweld ook. De Kelten, Germanen, Hunnen, Romeinen… Hun onderlinge strijd… We leerden erover op school, maar we trokken er blijkbaar geen lessen uit, want het gebeurt ook vandaag nog. In de oorlogsgebieden in Afrika en het Midden Oosten ontvluchten duizenden het zinloos geweld dat hun overkwam. Ze vonden een tijdelijk onderkomen in de tientallen vluchtelingenkampen aan de grenzen van hun thuisland, wachtend op een beter lot.
Bij ons is het niet beter. Jaarlijks komen duizenden vluchtelingen ons land binnen, op zoek naar een riantere toekomst in wat zij denken dat het land van melk en honing is. We hebben voor hen een inburgeringsparcours met vele stapjes uitgedacht en wie daaraan niet voldoet, wordt het land weer uitgezet. Soms terecht, vaak ook om onbegrijpelijke redenen. De studiedienst van de Vlaamse regering bevroeg onlangs een groot aantal Vlamingen tussen 18 en 85 jaar naar de samenstelling van hun ideale woonbuurt. Liefst 45 procent antwoordde in een buurt te willen wonen met enkel personen van Belgische origine. Nog eens 38 procent verkiest een buurt met ‘meer personen van Belgische dan vreemde herkomst’. Ook vond 47 procent van de ondervraagden dat migranten ‘hier komen profiteren van onze sociale zekerheid.’ Het zijn schrijnende cijfers. Jozef De Witte, directeur van het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding legt de verantwoordelijkheid bij ons falend migratie- en integratiebeleid. Blijkbaar voelen wij ons voorlopig nog zo superieur dat we de problemen met en van onze allochtone medeburgers gewoonweg ontkennen.
Het Red Star Line Museum, met zijn honderden, nog altijd nazinderende getuigenissen van mensen uit heel Europa op zoek naar een beter leven, is een wegwijzer in de goede richting. Het zet de bezoeker aan tot denken. En dat is goed: een museum moét dat doen. Eigenlijk zou iedere Vlaming verplicht moeten worden tot een namiddag ‘mee-(be)leven’ in dit museum. Het zou ons wellicht een beetje verder doen kijken dan dat moment van zelfgenoegzaamheid waarmee we de obligate bijdrage leveren aan 11.11.11. Of een stortingsformuliertje invullen voor de slachtoffers op de Filippijnen. Of Haïti. Of voor de kinderen in Syrië die zich ondertussen wel definitief door de wereld in de steek gelaten zullen voelen. Het zou ook een goed antidotum zijn voor het cynisme en de onverschilligheid als we met de kerstgeschenkjes aan de arm door onze welverlichte winkelstraten lopen en - mede door die sfeervolle lichtjes alom - de romamoeder-met-baby niet meer zien die in de schaduw zit en de hand openhoudt. Straks wordt die weer wel door haar man opgehaald met de mercedes. Toch?