Als u dit leest, ligt de kersttijd alweer een aantal weken achter ons. En er is – even onvermijdelijk als immer – ook weer een cijfertje veranderd in onze chronologische boekhouding van verstreken jaren. Na 2018 kwam, geruisloos, maar onomkeerbaar, 2019. Je draait dat niet terug… Na Kerstmis lengen de dagen, zegt de boerenwijsheid, met een hanenschreeuw. Of daarmee naar het geluid van de baas van het kippenhok wordt verwezen, dan wel naar de lengte die één van zijn fiere schreden, laat ik maar in het midden. Feit is dat we eerst weer deze donkere en koude periode van het jaar door moeten om binnen enkele maanden weer de heldere zonnestralen en het nieuwe geluid van een frisse lente te kunnen ervaren.
Ongewild denk ik in de duistere weken voor en na Kerstmis ook wel eens terug aan vorige kerstperiodes. Aan die bewuste winternamiddag in december bijvoorbeeld, toen we met twintig jongetjes van het knapenkoor in de gemeente waar ik opgroeide, stonden te wachten op een repetitie voor de kerstmis. Het had gesneeuwd. Sneeuwpret dus, en na een kwartiertje stoeien zagen we er allemaal uit als sneeuwmannetjes. Toen uiteindelijk de oude ‘meester van het zesde’ die ook ons koortje dirigeerde, voetje voor voetje aan kwam schuifelen, bekogelden wij ook hem vrolijk en kameraadschappelijk met een lading sneeuwballen. Tot onze verbijstering interpreteerde hij onze sneeuwaanval als een persoonlijke blamage en hij doekte diezelfde namiddag nog ons hele knapenkoortje op. Dat enkele zangertjes die namiddag met tranen in de ogen weer naar huis trokken, heeft hij wellicht nooit ten volle beseft… Nostalgie?
Ik verblijf in mijn herinneringen deze dagen ook wel eens bij die kerstnachten uit mijn scoutsverleden, als we traditiegetrouw ’s avonds rond een uur of negen op trektocht gingen om tien kilometer verder in de Achelse Kluis de middernachtmis bij te wonen. Hoe het komt, weet ik niet, maar in mijn herinnering liepen we ook al die jaren steevast door de sneeuw… Dat zal in de realiteit zeker niet élk van de vijf jaren dat ik die kersttochten mocht meemaken het geval geweest zijn. Maar toch zie ik in mijn geheugen vanuit de verte een maanverlicht kloostergebouw in een feeëriek blauwachtig sneeuwlandschap dat de meeste geluiden dempte, behalve de gregoriaanse gezangen van de monniken die aanzwollen als we dichter en dichter in de buurt van het poortgebouw kwamen. We kwamen – ook in die jaren – blijkbaar niet elk jaar op tijd. Nostalgie!
Dit jaar – niet toevallig net 50 jaar na mijn laatste scoutskersttocht? – maakte ik met ons koortje-van-nu opnieuw een kersttoer. We zongen drie namiddagen als straatmuzikanten (met vergunning!) op in totaal negen locaties in onze stad. Telkens een halfuurtje, met een gevarieerd programma van zo’n twaalf kerst-, nieuwjaars- en driekoningenliederen. Het was onze auditieve bijdrage aan de kerstsfeer, zo redeneerden we, in een stad die het in de winkelstraten vooral van flikkerlichtjes en té zeemzoete muzak moet hebben. En misschien inspireerden we wel enkele zonderlingen die in de toekomst ons koortje met hun stem wilden komen versterken. Gelukkig lag er geen sneeuw, maar het was wél berekoud. Op het Groenplein, de Molenpoort, aan de bibliotheek, bij de kathedraal op de Fruitmarkt en aan de Dienst voor Toerisme in de Maastrichterstraat vroren zelfs de geoefende en soepele vingers van onze pianist er bijna af. Maar we zongen… Misschien was de koude er de oorzaak van, maar wat me opviel was dat vooral jonge-mensen-in-kerstmodus (wellicht dus nog op zoek naar het ultieme kerstcadeautje) zich uiterst gehaast voortbewogen van punt a naar winkel b. Toch deden velen zich de moeite om in het voorbijlopen een muntje in onze pianotas te werpen en ook met hun vriendelijke glimlach in het voorbijgaan waren we zeer tevreden. Maar onze grootste fan was een bejaarde dame. Dik ingeduffeld, met een wollen muts, een zelfgebreide sjaal en een warme omajas, volgde ze ons doen en laten op vrijwel al onze buitenlocaties en genoot ze met volle teugen van ons repertoire. Telkens kregen we van haar enthousiast applaus, al klonk dat – door de wollen wanten die ze droeg – veel minder luid dan ze zelf gewenst zal hebben. O nostalgie!