
De voorbije week heb ik me onledig gehouden met het lezen en beoordelen van zevenendertig opstellen die ingezonden werden voor een provinciale opstelwedstrijd. Of ik als jurylid in elk van de categorieën – lager onderwijs, eerste, tweede en derde graad van het secundair onderwijs – mijn persoonlijke top 3 wilde selecteren. Nou, dat wilde ik wel. Al heb ik er wel het ongemakkelijke gevoel aan overgehouden dat de creativiteit van onze kinderen bedreigd wordt door juffen en meesters die – weliswaar met de beste bedoelingen – de fantasie van hun leerlingen kanaliseren tot er geen plaats meer voor is. Al merken ze dat vaak zelf niet.
In de kleuterklasjes van mijn kleinkinderen hoorde ik het al eerder: ‘Een mens heeft toch vijf vingertjes, Timon? Jij hebt er maar drie getekend! En de armpjes en beentjes groeien toch niet aan je hoofd? Dit is nog een echt kopvoetertje…’ En ik moest ook terugdenken aan die anekdote, mij verteld door een collega uit de basisschool. Stel je voor, het is hartje winter, kersttijd, maar in het derde klasje is het behaaglijk warm. Tekenles. Saartje werkt in volle concentratie aan een grootse tekening: rode wangetjes, puntje van de tong wippend over de lippen, paardenstaart die meewiebelt met elke beweging op het tekenblad. De juf wandelt rond en ziet dat het goed is. Dan komt ze bij Saartje, kijkt over de schouder mee en vraagt wat de tekening voorstelt. ‘Ik maak een tekening van God,’ zegt het meisje. ‘Is dat niet een beetje moeilijk?’ vraagt de juf. ‘Niemand weet hoe God eruitziet, toch?’ ‘Nou, zo meteen wél!’ antwoordt Saartje. Prachtig is dat: de kinderlijke fantasie die de logica van de juf een fameuze hak zet.
Ik merkte het op in de opstellen die ik te lezen kreeg: opvallend was dat de creativiteit afnam naargelang de leeftijd van de deelnemers groter werd. Dat hadden de organisatoren van de wedstrijd al een beetje voorzien, want de jongere deelnemers mochten een verhaal schrijven. Van de ouderen werd een opiniestuk verwacht. Iedereen schreef over het thema ‘oorlog’. De jongere deelnemers maakten er een echt feest van de fantasie van: alles kan, alles mag, ook in taalkundig opzicht. Heel leuke, fantastische verhalen waren het, vol origineel taalgebruik, (ongewilde) woordspelingen, soms een beetje fout, maar vooral op een ontwapenende manier levendig en boeiend. De jongste deelnemers stuurden ook de meeste stukjes in. Geen sinecure voor een jurylid om daar de beste drie schrijvertjes-in-spe uit te halen.
In de oudere leeftijdsgroep was het enthousiasme duidelijk kleiner: slechts acht inzendingen waren er in de opinietekst-groep. En bloedarmoede troef: steriele verwoording, clichématige structuur, weinig originele denkbeelden… Voor een opiniestuk heb je in eerste instantie inderdaad een opinie nodig en ook daaraan mangelde het. De beste tekst bleek immers uiteindelijk een groot internet-plagiaatgehalte te hebben. Zucht. De meeste stukjes waren wel volgens de regeltjes geschreven (mooi met alinea’s en vrijwel zonder dt-fouten, met dank aan de spellingchecker!), maar ze misten allemaal dat sprankeltje originaliteit in denken en verwoorden dat een tekst echt doet stralen.
Leren ze dat op school dan niet (meer)? Of, cru en opzettelijk veel te algemeen gesteld: doodt het onderwijs fantasie en creativiteit? Natuurlijk niet, maar ik pleit er toch voor de creativiteit van opgroeiende kinderen in ons onderwijssysteem meer kansen te geven. Er bestaat in het onderwijs overal ter wereld een hiërarchie van vakken. Bovenaan staan rekenen en taal. Daaronder komen de andere vakken zoals wereldoriëntatie, geschiedenis, natuurexploratie... Helemaal beneden staan de zg. expressievakken: tekenen, muziek, dans, sport… Ons onderwijssysteem blijft zich blijkbaar tot doel stellen universiteitsprofessoren voort te brengen. Ik bedoel, het staat teveel in dienst van de puur intellectuele ontwikkeling van onze kinderen. Wat als je talent nu net in één van die bottom subjects van de hiërarchie ligt? Als je passie dansen is, wordt de kans groot dat je van je hobby je beroep moet maken… Of dat je je als adhd’er door je secundair onderwijs moet slepen.
Ook duldt ons onderwijs geen fouten (die rood aangestreept punten kosten) en wie zich creatief opstelt, neemt risico’s en zet de deur naar fouten maken net wijd open… Zo worden fantasie en creativiteit, de oerkwaliteiten van ieder pasgeboren mens, afgeremd en stiefmoederlijk behandeld.
Bovendien: een kind dat vandaag op de bankjes van het eerste leerjaar zit, gaat wellicht pas rond 2065 met pensioen. Vooral als we ons realiseren dat het vandaag al moeilijk is om een prognose te maken van hoe het leven er binnen vijf jaar zal uitzien, hoe bereiden we onze kinderen dan voor op een evenwichtig en gezond volwassen leven als dat zonder fantasie en creativiteit moet gebeuren?