Fanfare

28-10-2017 17:10

Soms word ik ’s morgens wakker met een liedje in mijn hoofd. Dat blijft me dan een hele dag achtervolgen en ik krijg de melodie en tekst ervan met geen paard uit mijn hoofd. Vervelend vind ik het niet echt. Eerder amusant irriterend. Gisteren was Jan De Wilde op bezoek in mijn hoofd. Met zijn ‘Fanfare van honger en dorst’. Ik liep door onze stad, die sinds enkele jaren ook officieel een universiteitsstad is en zag ze voorbijtrekken: de dopelingen op weg naar nog een vernedering meer. Studentendoop dus. Eerstejaars die er absoluut bij willen horen. Waarbij? Je vraagt het je af. De meesten van de jongens en meisjes waren al van kop tot teen besmeurd: bloem, (rotte) eieren, ketchup. Begeleid door enkele pipo’s in witte laboratoriumjas, met erelint en de verfomfaaide studentenpet op het hoofd. Zij kregen nu de kans de ondergane vernederingen van toen te wreken op de schachten van nu. Maar bovenal opvallend:  die beschaamde en ook treurige blik in de ogen van de slachtoffers-van-één-dag. Slechts hier en daar een geforceerd glimlachje, soms ook. De meeste voorbijgangers liepen gehaast en gegeneerd voorbij. En Jan De Wilde begon te zingen in mijn hoofd. Ze kwamen van nergens, gingen nergens naar toe. Droeve melodie bij een droeve tocht…  

Ik kwam aan bij het terras van het leukste cafeetje van de stad. Het was nog mooi herfstweer en mijn kompanen waren er al. Zij hadden blijkbaar geen tijd verloren laten gaan, want ook mijn obligaat kopje koffie stond al klaar. Jan De Wilde zong rustig door in mijn hoofd terwijl ik aanschoof aan hun tafeltje. We wisten voor alles het beste adres: mosselen bij Leentje en frieten bij Helga. En Annie bewaarde voor ons wel een fles. We hadden er zoals de traditie het wil afgesproken voor onze maandelijkse vergadering van wereldverbeteraars en konden niet wachten om een flink van jetje te geven over de plaatselijke politiek, de situatie in Catalonië en de strapatsen van de Amerikaanse president die met Donald Duck niet enkel de voornaam gemeen heeft. We liepen met ons hoofd in de wolken en werden dan wakker met honger en dorst. Het beloofde weer eens een gezellige en memorabele namiddag te worden.  En toen gebeurde het.

Blijkbaar zouden de universitaire neofieten die ik al eerder voorbijgelopen was uitgerekend op het plein voor ons stamcafeetje nog een ultieme doopproef moeten doorstaan. Luidkeels zingend verscheen de bonte bende op het plein. De schachten werden door de doopmeesters in rijtjes van vijf ingedeeld en hardhandig op de knieën gedwongen. Voor de zoveelste keer die namiddag werden de ketchup- en slaolieflessen, de bloem en de nutellapotten nog eens bovengehaald. Eén van de schachtentemmers kwam met een bak bier aanslepen en samen met zijn collega’s overgoot hij zijn slachtoffers nog een keertje met de restanten van het gerstenat dat wellicht al de hele dag de grijze hersencellen van iedereen in een roes hield. ‘Les enfants s’ amusent,’ merkte een van mijn vrienden cynisch op en ik… Ik hoopte heimelijk dat één van hen nog beschikte over één druppel gezond verstand. Dat slechts één vertegenwoordiger van deze bloem van de natie de lef zou hebben uit de groep te stappen. Te schreeuwen dat hij of zij er genoeg van had. Geen lid wilde worden van een zogenaamde vriendengroep die vernedering als toegangskaartje eist. Ik zou het hoopvol  bewonderd hebben. Maar het gebeurde niet. Het bleek weer eens heel moeilijk als zwart schaap de kudde te verlaten als alle andere grijze schapen op drift geslagen zijn. Misschien moet de studentenwereld toch maar eens op zoek naar nieuwe en vooral menswaardiger initiatierituelen?

En Jan de Wilde? Hij was er nog. We hebben dan zelf de fanfare ontbonden. We hebben als iedereen de prijs zwaar betaald. De prijs voor wat vrijheid in ruil voor wat centen, een baan bij de bank, een auto, een kind.

Contact

Joost mag het weten

bob.joosten@skynet.be

Doorzoek de website

© 2013 Alle rechten voorbehouden.

Maak een gratis websiteWebnode