En toen was het weer feest in het sprookjesbos!
Enkele maanden eerder hadden de zaken er ronduit penibel voorgestaan, vooral dan na de telling der dieren in de mooie meimaand. De bevers, die officieel als grootste dierenfamilie in het noordelijk deel van het bos was uitgeroepen, triomfeerden, omdat zij het werden die mochten bepalen hoe het er in het bos verder aan toe zou gaan… Daar waren de andere dieren best een beetje jaloers om en kwatongen beweerden dat de bevers enkel de telling hadden gewonnen, omdat enkele muskusratten zich als bever hadden voorgedaan, maar daar wilden de bevers natuurlijk niets van horen. Toch bleven de vossen, de blauwe reigers en roodborstjes, die voordien altijd de grootste families van het bos waren geweest in de fabeltjeskrant beweren dat de bevers ooit – niemand wist wanneer precies – een enorme dam zouden opwerpen in de rivier, waardoor vooral het zuidelijk deel van het bos bedreigd zou worden en waardoor de eenheid van het grote sprookjesbos in het gevaar zou komen. Maar ook dat verhaal werd door de bevers met klem naar het rijk der verzinselen verwezen. De bevers zouden geen dam bouwen, punt uit en wie anders beweerde was een kwaadspreker.
Voorzichtig zochten de andere dierenfamilies contact met de bevers en ja hoor: ze mochten – één voor één – op visite komen en samen overlegden ze wat er hen in de toekomst te wachten stond. Dat viel niet echt mee. Al vlug werd duidelijk dat de onuitputtelijk gewaande voorraad beukennootjes erg geslonken was de voorbije tijden en dat de bewoners van het grote sprookjesbos dus dringend aan het werk moesten om de opslagplaatsen weer te vullen. Bovendien liep er ook heel wat mis voor de oudere dieren in het bos die niet meer voor zichzelf konden zorgen en ook voor de jonkies die nog alles moesten leren. Er werd druk over gepalaverd en toen Kris, een oude, wijze vos die de vorige jaren het noordelijk deel van het bos had bestuurd, liet aanvoelen dat hij zelfs de leider van het héle sprookjesbos wilde zijn, kwam het zelfs tot een – gelukkig kortstondige – ruzie. Maar als de nood het hoogst is, is – zoals gewoonlijk – de redding nabij en na een heel lange en geheime vergadering bij kaarslicht beslisten de bevers, de vossen en – omdat ze er zo graag bij wilden zijn – ook de blauwe reigers dat ze alles in het werk zouden stellen om de welvaart in het noordelijk sprookjesbosdeel te doen terugkeren. Ze lieten de bosduiven het heuglijke nieuws in alle hoeken en kanten van het bos meedelen en Geert, een oude, maar lieve bever, ging als officieel gezant de vele nieuwe plannen voorstellen bij de pauwenfamilie, die zoals iedereen weet de meest belangrijke familie is van het hele bos. Er kwam dus een groot feest in het sprookjesbos. Iedereen was heel blij en gelukkig… Geert de bever kon niet zwijgen over het grootse werk dat zijn voorganger Kris de vos had geleverd en omgekeerd wenste Kris dat de nieuwe beverfamilie het heel goed zou doen de jaren die voor de boeg lagen. Ook Gwendolien de blauwe reiger stond stralend en gelukkig dit tafereel in zich op te nemen. Samen legden ze de andere dieren uit hoe zij dachten dat het bos de volgende jaren zou moeten bestuurd worden.
Toen de dieren de volgende ochtend wakker werden lazen ze – mondjesmaat – in de fabeltjeskrant dat hun leven er toch wel wat anders zou gaan uitzien. Van de eekhoorns werd verwacht dat ze onmiddellijk met vereende krachten de voorraad beukennootjes weer op peil zouden brengen. Een wijze grijze muis had al berekend dat de meeste dieren hun slimme kinderen wellicht alleen ten koste van grote financiële inspanningen nog naar de grootste sprookjesbosscholen zouden kunnen sturen. De jonge slakken sloeg de schrik rond het hart toen zij leerden dat ze wellicht geen huisje meer zouden kunnen bouwen. En hoe moest het verder met die oude, vermoeide en al wat blinde mijnheer de uil? Zou hij echt weer zelf de vleugels moeten uitslaan als hij bij zijn familie op bezoek wilde? Zelfs de schildpadden vernamen tot hun schrik dat ze in de nabije toekomst een tandje zouden moeten bijsteken. Toch hernam het leven vlug zijn normale gangetje en enkele dagen later lag niemand nog echt wakker van de nieuwe situatie. Tijd zou immers op zijn beurt ook weer raad brengen.
Moraal: Blijdschap en droefheid hangen aan malkanderen. Heden is er blijdschap die morgen kan veranderen.