Vijfendertigduizend spijbelende leerlingen op straat in Brussel deze donderdag. Ik hoor het op de radio terwijl ik dit stukje schrijf. Ze voeren nu al voor de derde keer actie tegen de klimaatopwarming en – vooral – tegen het uitblijven van een degelijk klimaatbeleid vanwege onze brede, o zo Belgische, waaier aan regeringen. Op het eerste gezicht lijkt het een strijd tegen windmolens. Ofschoon. Die windmolens… daar zijn ze ongetwijfeld voor. Omdat ze normaal op de schoolbanken zouden moeten zitten, is hun actie ook een daad van burgerlijke ongehoorzaamheid. Even niet doen wat je zou moeten doen voor een hoger doel. De planeet redden, in dit geval. Het heeft zeker iets uitdagends, maar ook iets naïefs. De slagzinnen die op kartonnen borden worden meegedragen, illustreren dat ook: ‘Help more bees. Plant more trees’, ‘Gun onze (klein)kinderen ook een sneeuwman’, ‘Neem mijn mening mee in uw vette BMW’,… In een radio-interview hoor ik Anuna De Wever (what’s in a name?), zeventien jaar en één van de initiatiefneemsters, zelfverzekerd zeggen: ‘Wat heb ik aan een diploma als ik binnen twintig jaar met mijn voeten in het water sta?’ Behoorlijk kort door de bocht, maar ik vind het wel charmant, want de achterliggende gedachte bij deze uitspraak is eerlijk en gemeend: laten we nu eindelijk onze grieperige planeet eens een paar aspirientjes toedienen.
’s Avonds tijdens de duidingprogramma’s op televisie wordt een reactie gevraagd aan drie partijvoorzitters uit onze Vlaamse politiek. Ook zij vinden het vertederend dat jongeren het initiatief hebben genomen bij het aankaarten van deze problematiek, zo zeggen ze toch. Maar tegelijkertijd wringen ze zich in duizend bochten om het jonge volkje ervan te overtuigen dat ze al ‘heel wat’ gedaan hebben. Onze windmolens op zee. Het zonnepanelenbeleid. Het bosbeleid. De recente overheidssubsidies voor elektrische auto’s. Als ik ze zo – met de nodige dosis zelfgenoegzaamheid – bezig hoor, begrijp ik dat de jongeren die vanmorgen nog door de Brusselse straten marcheerden hier geen vrede mee nemen. Want politiek en het klimaatgedachtengoed gaan duidelijk niet goed samen: er wordt door verantwoordelijke politici teveel gesust en gezalfd. En te weinig nagedacht over de boodschap die klimaatwetenschappers ons al jaren proberen mee te geven. Dat laatste is net wat onze klimaatspijbelaars (wat een oerlelijk woord toch!) nu veranderd willen zien. Hun boodschap: laten we voor de spiegel gaan staan, laten we inzien dat het misschien nog vijf voor, maar wellicht al vijf over twaalf is. Laten we nu vooral… iets doen. Een klimaatactieplan opmaken. Bijvoorbeeld.
Het is het voorrecht van onze jeugd de wereld met de nodige naïviteit tegemoet te treden, een beetje te dromen, een beetje meer wit zwart te denken dan eigenlijk zou mogen. Zij weten wellicht ook wel dat je de huidige milieuproblematiek niet oplost met een demonstratie van vijfendertigduizend jongeren alleen. Ook niet door in principe nooit nog een reis met een vliegtuig te maken. Of door nooit of te nimmer nog een biefstuk te verorberen. Wat ze ook weten: er is vooral bij iedereen zonder uitzondering (en dat mag je bijna mondiaal inkleuren) een bewustzijnsverruiming nodig: meer inzicht in de milieuproblematiek, minder klimaatscepticisme, minder zelfgenoegzaamheid… Dat alles maken de acties van onze jongeren ons pijnlijk duidelijk. Scholieren en studenten: zij zijn niet enkel de toekomst, maar ook het geweten van onze maatschappij.