Blog

14-12-2014 16:03

Maestro

Dat muziek de zeden verzacht, zal - gezien de clichématigheid van de uitdrukking - wel waar zijn. Daarom hebben we wellicht op alle momenten van de dag muziek om ons heen: de autoradio in de file, de ringtone van onze smartphones, de stereotoren thuis, de iPod met de oortjes die ik zelfs bij wandelingen in de natuur letterlijk tegen het lijf loop. Dat er de voorbije decennia zoveel verschillende muziekstijlen zijn bijgekomen als er jaren voorkomen in zo’n decennium, is ook al een opendeur. Ik wil ze hier niet allemaal opsommen, maar mijn (klein)kinderen kennen ze allemaal. Sommige stijlen luisteren – sinds jaar en dag - naar poëtische namen als bubblegum, shoegaze, college rock, rapcore en cowpunk. Of gewoonweg: noise! Zouden we dan toch angst hebben voor de stilte en ons daarom met muziek omhullen?

Vroeger – in de tijd dat de dieren nog spraken, tevens de tijd dat ik mijn puberjaren doorworstelde – was de situatie alleszins veel overzichtelijker. Je had klassiek. En je had rock en pop. Ofschoon wij allemaal dweepten met ofwel de Beatles of de Stones, waren rock en pop gewoonweg lawaai. En klassiek was kunst. Tenminste, dat vond mijn moeder. Ik was dus al vlug gewoon klandestien naar mijn (met vakantiewerk betaald) transistortje te luisteren op mijn kamer. Veronica en Radio Luxemburg (zeg: reedjoo luksemburk) waar de verboden vruchten rijkelijk te beluisteren waren, betekenden voor mij de ontsnapping aan het zondagnamiddagse opera-en-belcanto-programma waar mijn ouders dan naar luisterden. En waarbij ze prompt in slaap vielen. Veel kunst vond ik daar toen niet aan en – ¡qué horror! – op school kregen we van een fanatiek estheticaleraar een introductie in de wondere wereld van Bach, Beethoven en Mozart. Toen wílden we er wellicht niets van begrijpen, maar sinds mijn vijfentwintigste ben ik die man eeuwig en drie dagen dankbaar voor zijn introductielessen. Rond die leeftijd kochten we immers onze eerste stereoketen. Voor een fortuin, tenminste als je de prijzen van toen vergelijkt met die van nu. Daar hoorde toen obligaat een platenspeler bij en die zorgde ervoor dat Bach, Beethoven en Mozart uiteindelijk ook in onze platencollectie terechtkwamen. Ze kregen al snel het gezelschap van Vivaldi en Stravinsky, Rachmaninoff, Orff en Tsjaikovski. En nog vele anderen. Waarmee ik maar bedoel dat het uitgestrooide zaad niet op de rotsen was terechtgekomen en er ergens in mijn ego een klassiek mosterdboompje was gaan groeien.

Die platenspeler van toen heb ik een maand geleden ten grave gedragen. Hij was op. Uitgeleefd. Snaaraandrijving stuk. Motor niet meer te herstellen. Een heel kort moment heb ik eraan getwijfeld of ik nog wel een vervanger zou zoeken. Het had iets van een overleden huishond. Je hecht je aan zo’n beest en na het onvermijdelijke koop je toch ook niet onmiddellijk een nieuwe? Een beetje stuurloos probeerde ik de ontstane leegte op te vullen. Met de cd's die het muzikale arsenaal in ons huis waren komen aanvullen, maar in klassieke cd's had ik maar mondjesmaat geïnvesteerd. En ook met tv-kijken...

Zo zapte ik die donderdagavond ongewild en onbewust naar NPO1 en kwam daar terecht in het Nederlandse tv-programma Maestro. Een groot symfonieorkest en een prachtig klassiek werkstuk dat door een vreemde dirigent vakkundig de keel werd dichtgeknepen. Het bleek te gaan om een wedstrijd in dirigeren voor bekende Nederlanders die daar nog nooit iets mee hadden gedaan: twee tv-presentatoren, een actrice, een lingerieontwerpster, een popidool, een bekend strafpleiter, de Nederlandse tegenhanger van onze Jef Vermassen zeg maar... Van ieder van hen werd verwacht dat zij een stukje klassiek van zo'n vijf minuten zouden dirigeren en op het einde het programma zou er dan iemand uit de competitie tuimelen. De jury bestond uit drie gerenommeerde musici: een beroepsdirigent, een topvioliste en een Britse contrabasspeler. De would-be-dirigenten werden gecoacht door twee professionele dirigenten die er uiteraard voor door het vuur wilden gaan om hun pupil naar de volgende ronde te loodsen. Voor de kandidaten zelf was het optreden als dirigent een behoorlijk risico, want al snel bleek dat je een vioolsoliste, zelfs een volledig symfonieorkest ook kunt vermoorden. Gefascineerd heb ik het programma uitgekeken. En de twee volgende afleveringen ook. Het beeld van mijn bevlogen estheticaleraar kwam me weer voor de geest: wat een schitterende introductie van de klassieke muziek zou hij dit gevonden hebben! Helemaal perfect ook voor jonge kijkers van nu. Wat een plezier voor de liefhebber van klassiek-zonder-franje... Wat een educatieve waarde ook! Nu mag je van de Nederlanders denken wat je wilt, maar hierin zijn ze echt niet te kloppen. Vlot gepresenteerd, mooie keuze van de uit te voeren stukken, leuke weetjes over het hoe en waarom van het dirigentschap... Ik realiseer me dat het op onze nationale en regionale zenders met een vergrootglas zoeken is naar een soortgelijk educatief verantwoord programma over klassieke muziek. Hebben we echt niet. En ik besef tot mijn schaamte dat ikzelf op dat vlak wel wat tekortgeschoten ben in de opvoeding van mijn kinderen. En kleinkinderen.

En daar ga ik nu eens wat aan doen, zie. Die nieuwe platenspeler komt er. En die platen van me worden één voor één afgestoft. Zeker weten!

11-11-2014 15:56

Hete herfst?

Als we alle berichten au serieux mogen nemen, kondigen er zich duistere tijden aan. Dat mag je deze keer best ook letterlijk nemen: het dreigende afsluiten van onze elektriciteit is nog altijd een hot item en het wordt dus deze winter wellicht wel ergens héél donker en koud in Belgenland. Ik durf hopen dat dat dan niet te lang moet duren. Want ik geef het toe: met de ganzenveer een column schrijven bij kaarslicht lijkt zelfs voor uw dienaar  een beetje téveel nostalgie.

Annemie Turtelboom deed daarom deze week een zeer onvrouwelijk ogend procrastinatievoorstel om teveel tijdelijke en regionaal gespreide donkerteperiodes te vermijden. De wekelijkse was- en strijkbeurt eens een beetje verschuiven, zou al veel oplossen, meent zij. Ik zou zelfs nog een stapje verder durven gaan: afschaffen die wekelijkse strijk- en wassessies! Voor een tijdje toch. Zoals veertig jaar geleden, toen we te maken kregen met een precair olietekort en de overheid ons zes autoloze zondagen aan de (overigens feilloos gestreken) broek lapte. Maar: wat hebben we toen toch ook genoten van de stilte, van het lekker thuisblijven, van het boek bij de knisperende open haard en van de stadswandeling in zuivere buitenlucht? Ieder nadeel, heb ze voordeel, zoals een beroemde Lagelander-aan-de-zee al eens eerder opmerkte. Misschien lukt zoiets met het dreigende elektriciteitstekort nu nog eens. Wellicht gaan we er een paar dagen wat verkreukeld bijlopen. Et alors? Bij het leger slaagden we er toch ook in een feilloze vouw in onze uniformbroek te krijgen door ze simpelweg onder onze matras te leggen?

Helaas, ook andere onrust dient zich aan. Een aantal vakbondsbonzen, zelfverklaarde economische goeroes, sterrenwichelaars en kaartenleggers waarschuwen ons dat het ons leven nooit meer hetzelfde gaat worden. En dat ons een hete herfst te wachten staat... Immers, onze kersverse premier had enkele weken geleden in het parlement zijn regeringsverklaring nog net niet helemaal voorgelezen of in de cenakels van zowat alle vakbonden werden al harde acties gepland, zogezegd om een en ander 'sociaal' bij te sturen... 's Anderendaags vonden boze vakbondslui het al nodig het hoofdkwartier van een regeringspartij een beetje te verbouwen. Weer een dag later strandde een hoop treinreizigers in een paar stations in Wallonië.  En nog een dag later was er al een resem regionale en één heuse nationale stakingsdag gepland. Klap op de vuurpijl: de vrijdag voor de novembervakantie,  tijdens de traditioneel vroegtijdige uittocht van vakantiegangers, wezen overijverige politiemensen in Zaventem en Brussel-Zuid  er de ouders met schoolplichtige kinderen uitvoerig en héél stipt op dat ze eigenlijk nog niet met vakantie mochten... Vliegtuig gemist? Snelle trein naar Parijs of Londen al vertrokken? Eigen schuld, dikke bult! Van hypocrisie gesproken: al jarenlang verlaten hele horden ouders met hun kroost het land enkele dagen voor de scholen voor een tijdje de deuren sluiten. Om enig economisch gewin. Geen haan die er totnutoe (echt) naar kraaide.

Wat is er dan nu plots veranderd? Wel, verkondigen de diehards in alle media die er oren naar hebben, dat we twee jaar langer zullen moeten werken om eindelijk met pensioen te mogen gaan. 'Kapotgewerkt,' beweert een politieagent op de nationale tv-zender. Ik schat hem zo'n vijfendertig jaar oud. Dat er in alle sectoren veel draconische besparingen op til staan. Dat de regering een indexsprong wil doorvoeren die ons tot het einde van onze dagen in de armoede zal storten. Dat onze kinderen niet meer naar de universiteit en hogeschool zullen kunnen nu het inschrijvingsgeld verhoogd wordt. Dat het remgeld bij de oogarts en gynaecoloog met bijna 50% opgetrokken wordt... Dat we weer eens geen licht zien aan het einde van de tunnel dus. Ofschoon Bart, Kris, Charles, Wouter et tous les autres toch blijven beweren dat ze aldaar reeds een kleine schemering waargenomen hebben...  En of de sociale partners daar eerst – voor ze het stakingsspook (dat ons allen toch ook bergen geld kost?) uit de kist willen halen – eens in een open sfeer over willen praten?

Dit voorstel tot overleg lijkt me voorlopig de enig juiste reactie op alle onruststokerij van de voorbije dagen en weken. Overleggen of en hoe de genomen maatregelen (beter) kunnen werken. Of alle groepen burgers in dit land er op een eerlijke manier mee geconfronteerd worden. Wat er dan waar en hoe moet bijgestuurd worden... Dat gaat uiteraard tijd kosten. En ook heel veel moed. De moed vooral om te durven afscheid nemen van een aantal – laten we dat ook maar toegeven – kromgegroeide situaties uit het verleden die we toch zo normaal zijn gaan vinden.

15-10-2014 17:17

Vergane glorie

Onlangs viel ons een mooie uitnodiging in de brievenbus. Aankondiging van de voorstelling van een nieuw boek. Dat we van harte welkom waren in het cultuurcentrum van Aarschot, waar het nieuwe boek boven de doopvont zou gehouden worden. Door Phara De Aguirre en de schrijfster zelf. ‘Veel lieve groeten. Els.’ Het werd inderdaad een prachtvoorstelling, daar in Aarschot. Een volle zaal: vierhonderd aanwezigen. Stemmig salonnetje op de bühne, voor de schrijfster en haar vragenstelster. Opvallend: Phara die in interviews voor televisie wel eens tekeergaat als een duivelin in een wijwatervat, nam nu de tijd om vooral te luisteren. Dat hoort ook zo voor een goed interview. Leuke muzikale omlijsting ook… Geprojecteerde sfeerbeelden tijdens het gesprek. Gratis drankje na afloop, op kosten van de uitgeverij, die zich geen betere publiciteit voor het nieuw verschenen boek kon voorstellen. Kortom, een mooie nazomerse literaire avond.

En dan was er het boek zelf. Daar werd behoorlijk geheimzinnig over gedaan. Om het leesplezier niet al bij voorbaat de kop in te drukken, heette het. Wel vernamen we dat het hoofdpersonage Juliette heette. Dat er ook een ‘mislukte coureur’ met de naam Wilfried in voorkwam. Dat het boek een speciale band met de muziek van de jaren vijftig en zestig had. ‘Moon River’ en ‘Fly me to the Moon’. Godbetert. Dat het een ‘echt Vlaams’ boek was ook. (Wat is dat overigens, een ‘echt’ Vlaams boek?) En dat de schrijfster er zes jaar aan gewroet had. De lange rijen tijdens de signeersessie op het einde van de avond bewezen dat de curiositeit bij velen wel degelijk gewekt was. Maar iets essentieels kregen we niet te horen. Ik heb het boek die avond ook gekocht, want als men mij ook maar met een klein, minuscuul, literair virusje in contact brengt, ben ik in geen tijd dodelijk besmet.

Toch bekroop ons tijdens het autoritje terug naar huis die avond een vreemd gevoel. Er worden nogal wat boeken gepubliceerd in deze tijd. Op papier. Elektronisch ook (jullie hebben toch ook al een e-reader?). Het blijft blijkbaar een lucratieve business. Maar hoeveel van die boeken overleven hun schrijver? Als tijddoder tijdens de autorit stelden we elkaar de vraag welke Vlaamse romans uit de voorbije eeuw we écht voor het nageslacht zouden bewaren. Welke romans verdienen het om in een tijdscapsule naar de volgende eeuwen geschoten te worden? Het hele oeuvre van Elsschot, poneerde ik. Dat is weliswaar slechts zevenhonderd pagina’s lang, maar je vindt er met ‘Het Dwaallicht’, ‘Kaas’, ‘Villa des Roses’ en ‘Lijmen/Het Been’ echte pareltjes in terug… Enkele romans van Louis Paul Boon ook. ‘De Kapellekensbaan’ zeker, maar ook ‘De Voorstad groeit’ en ‘Mijn kleine oorlog’ bijvoorbeeld. ‘En Hugo Claus?’ suggereerde mijn vrouw. Die ook. Met ‘De Metsiers’ en ‘Het verdriet van België’. En toen… toen werd het een hele poos stil in onze auto. ‘Enkele stukjes Buysse misschien? Of iets van Walschap?’ probeerde ik nog. Ja, ook ‘Houtekiet’ en ‘De familie Roothooft’ kregen nog respijt. Maar – zo vroegen we ons af – waar waren al die anderen? De Ruyslincks, de Vandeloos, Daisnes, Lampo’s en andere De Pillecijns? Verdwenen in de duistere plooien van literaire geschiedenis? Soms zie ik nog wel eens flarden van hun werk op de boekenplanken van De Slegte wanneer ik op zoek ben naar een curiosum dat de reguliere boekenwinkel niet meer in de rekken heeft. Treurige herinnering aan vergane glorie. ‘Opvallend,’ vond mijn vrouw, ‘dat je je van al die romans die wél overeind blijven ook het hoofdpersonage herinnert’. Inderdaad, Elsschot, dat is Frans Laarmans en Boorman. Ook Ondineke en Adelaïde, Ana en Bennie Metsiers, Jan Houtekiet en Louis Seynaeve… we kennen ze nog. Ik vermoed dat dat alles met de inleving te maken heeft die je ervaart als zo’n roman je echt aangrijpt. De empathie met het leed, het geluk, het noodlot, het onvoorspelbare… dat deze personages in hun roman overkwam, zorgt er ook voor dat ook hun naam in je geheugen gegrift blijft.

Ach, misschien is ook heel die literaire vergankelijkheid doodnormaal. Niets is voor eeuwig in deze wereld, al dacht Horatius daar duidelijk anders over toen hij, doelend op zijn eigen gedichten, schreef: ‘Exegi monumentum aere perennius’ (of: een gedenkteken, duurzamer dan brons, heb ik voor mezelf opgericht). Laat ik dan maar even hopen dat Juliette uit ‘Eén mens is genoeg’ van Els Beerten een heel lang leven beschoren is…

28-09-2014 15:12

Kernvragen

 

Na enkele weken mediale bangmakerij (voor wie gaat deze winter het licht uit, voor hoe lang en wat doen we eraan?) voel ik me vandaag een beetje als David Reuben toen hij in 1969 zijn meest beruchte boekje publiceerde. Het heette Everything You Always Wanted to Know about S** (But Were Afraid to Ask). Vooral het deel tussen haakjes in de titel bezorgt me een déja vu. Inderdaad: waarom hebben we het allemaal al niet eens eerder gevraagd? Een antwoord geëist op onze ongeruste vragen? Laten we daarom vandaag afspreken dat ik enkel de vragen (nog eens) stel. Maar willen de politicus,  de kernfysicus, de professor en de multinational die de antwoorden kennen nu eindelijk eens opstaan en onze  - al te langdurige - ongerustheid wegnemen? Hier gaan we dan.  

Wat zijn nu eigenlijk de voordelen van kernenergie (bv. wanneer je toch verplicht wordt in het donker een boek te lezen bij kaarslicht)? Wat is het verschil tussen kernfusie en kernsplitsing ook alweer? Zijn de gevaren van kernenergie niet groter dan de voordelen ervan? Hoe lossen landen die geen kerncentrales hebben hun energieproblematiek op? Is kernenergie goedkoop? Welk budget wordt in België geïnvesteerd in onderzoek naar kernenergie? Hoeveel stroomgeneratoren op diesel (of: zonnepanelen, windmolens…) kun je daarvoor kopen? Waarom is radioactiviteit zo gevaarlijk? Hoe wordt het stralingsniveau in België gemeten? Zijn dieren beter bestand tegen radioactiviteit dan wij? Mag ik een vis uit een rivier die langs een kerncentrale loopt, nog opeten? Is mijn microgolfoven ook radioactief? En mijn branddetectoren ook? Hoe worden astronauten beschermd tegen de hoge dosis radioactieve straling in de ruimte? Kunnen wij dan niet op dezelfde manier beschermd worden? Tegen welke ziektes wordt nucleaire geneeskunde ingezet? Als voedingsproducten worden gesteriliseerd met radioactieve straling, kunnen we dat dan lezen op het etiket? Kan iedereen zomaar een paar kilo uranium kopen? Hoe is het gesteld met de voorraad uranium in de wereld? Vergroot de toepassing van uranium in onze kerncentrales onze afhankelijkheid van andere landen? Is kernenergie een goede oplossing voor het klimaatprobleem? Hoeveel kernenergie gebruiken we precies? Waarom worden kerncentrales niet ondergronds gebouwd? Waarom wil geen enkel verzekeringsfirma kerncentrales verzekeren? Hoe komt het dat de uitbating van een kerncentrale voor elektriciteitsbedrijven zo gigantisch winstgevend is?

Zijn onze kerncentrales veilig? Wat houdt de stresstest voor kerncentrales precies in? Is het gevaarlijk als je gaat fietsen in de buurt van de kerncentrale van Doel? Wat zit er in de rook die uit de koeltorens komt? Stoten kerncentrales CO2 uit? Worden de mensen die onze kerncentrales testen op hun veiligheid zelf gecontroleerd? Hoe zit het met de objectiviteit als de nucleaire sector zelf de veiligheid van zijn eigen centrales test? Gaan mijn kleinkinderen last hebben van het kernafval dat we vandaag produceren? Kunnen we ons nucleair afval niet naar de maan sturen? Weten we eigenlijk nog wel waar al ons kernafval ligt? Wat gebeurt er als radioactief afval minder snel afbreekt dan het materiaal waarin het opgeslagen wordt? Veroorzaakt kerntechnologie kanker of kan het die ziekte juist genezen? Vergroot de bouw van kerncentrales ook het gevaar dat terroristen ooit een atoombom bouwen? Mag mijn neefje in een kerncentrale gaan werken als hij een strafblad heeft?

Hoeveel nucleaire ongelukken zijn er wereldwijd al gebeurd? Hoeveel van die ongelukken zijn in de doofpot gestopt? Wie gaat mij waarschuwen bij een kernramp? Gaat het licht echt uit als we alle kerncentrales sluiten? Moeten we energie importeren uit het buitenland als we de kerncentrales in België sluiten? Wat kost het om vijftien kilometer hoogspanningskabel te trekken tussen Nederland en België? Maken milieuorganisaties geen misbruik van de ramp in Fukushima om de kerncentrales in België te sluiten? Zijn er voldoende groene alternatieven om kernenergie op lange termijn te vervangen? Zoeken de mensen in de nucleaire sector ook zelf naar alternatieven voor kernenergie? Kunnen we op termijn de kerncentrales sluiten als we allemaal minder energie verbruiken? Kan men de restwarmte van kernreactoren niet gebruiken om huizen te verwarmen? Kunnen we een kerncentrale sluiten als we de lichten langs onze autowegen doven zoals in het buitenland? Hoeveel kost het om een kerncentrale af te breken? Als ik de lotto win, kan ik dan een kerncentrale kopen? Als we enkele uren zonder elektriciteit vallen deze winter, stelt het gemeentebestuur dan gratis stroomgeneratoren ter beschikking aan de burgers?

Enzovoort, enzoverder. Zucht.

27-08-2014 17:51

Fabel

 

En toen was het weer feest in het sprookjesbos!

Enkele maanden eerder hadden de zaken er ronduit penibel voorgestaan, vooral dan na de telling der dieren in de mooie meimaand. De bevers, die officieel als grootste dierenfamilie in het noordelijk deel van het bos was uitgeroepen, triomfeerden, omdat zij het werden die mochten bepalen hoe het er in het bos verder aan toe zou gaan… Daar waren de andere dieren best een beetje jaloers om en kwatongen beweerden dat de bevers enkel de telling hadden gewonnen, omdat enkele muskusratten zich als bever hadden voorgedaan, maar daar wilden de bevers natuurlijk niets van horen. Toch bleven de vossen, de blauwe reigers en roodborstjes, die voordien altijd de grootste families van het bos waren geweest in de fabeltjeskrant beweren dat de bevers ooit – niemand wist wanneer precies – een enorme dam zouden opwerpen in de rivier, waardoor vooral het zuidelijk deel van het bos bedreigd zou worden en waardoor de eenheid van het grote sprookjesbos in het gevaar zou komen. Maar ook dat verhaal werd door de bevers met klem naar het rijk der verzinselen verwezen. De bevers zouden geen dam bouwen, punt uit en wie anders beweerde was een kwaadspreker.

Voorzichtig zochten de andere dierenfamilies contact met de bevers en ja hoor: ze mochten – één voor één – op visite komen en samen overlegden ze wat er hen in de toekomst te wachten stond. Dat viel niet echt mee. Al vlug werd duidelijk dat de onuitputtelijk gewaande voorraad beukennootjes erg geslonken was de voorbije tijden en dat de bewoners van het grote sprookjesbos dus dringend aan het werk moesten om de opslagplaatsen weer te vullen. Bovendien liep er ook heel wat mis voor de oudere dieren in het bos die niet meer voor zichzelf konden zorgen en ook voor de jonkies die nog alles moesten leren. Er werd druk over gepalaverd en toen Kris, een oude, wijze vos die de vorige jaren het noordelijk deel van het bos had bestuurd, liet aanvoelen dat hij zelfs de leider van het héle sprookjesbos wilde zijn, kwam het zelfs tot een – gelukkig kortstondige – ruzie. Maar als de nood het hoogst is, is – zoals gewoonlijk – de redding nabij en na een heel lange en geheime vergadering bij kaarslicht beslisten de bevers, de vossen en – omdat ze er zo graag bij wilden zijn – ook de blauwe reigers dat ze alles in het werk zouden stellen om de welvaart in het noordelijk sprookjesbosdeel te doen terugkeren. Ze lieten de bosduiven het heuglijke nieuws in alle hoeken en kanten van het bos meedelen en Geert, een oude, maar lieve bever, ging als officieel gezant de vele nieuwe plannen voorstellen bij de pauwenfamilie, die zoals iedereen weet de meest belangrijke familie is van het hele bos. Er kwam dus een groot feest in het sprookjesbos. Iedereen was heel blij en gelukkig… Geert de bever kon niet zwijgen over het grootse werk dat zijn voorganger Kris de vos had geleverd en omgekeerd wenste Kris dat de nieuwe beverfamilie het heel goed zou doen de jaren die voor de boeg lagen. Ook Gwendolien de blauwe reiger stond stralend en gelukkig dit tafereel in zich op te nemen. Samen legden ze de andere dieren uit hoe zij dachten dat het bos de volgende jaren zou moeten bestuurd worden.

Toen de dieren de volgende ochtend wakker werden lazen ze – mondjesmaat – in de fabeltjeskrant dat hun leven er toch wel wat anders zou gaan uitzien. Van de eekhoorns werd verwacht dat ze onmiddellijk met vereende krachten de voorraad beukennootjes weer op peil zouden brengen. Een wijze grijze muis had al berekend dat de meeste dieren hun slimme kinderen wellicht alleen ten koste van grote financiële inspanningen nog naar de grootste sprookjesbosscholen zouden kunnen sturen. De jonge slakken sloeg de schrik rond het hart toen zij leerden dat ze wellicht geen huisje meer zouden kunnen bouwen. En hoe moest het verder met die oude, vermoeide en al wat blinde mijnheer de uil? Zou hij echt weer zelf de vleugels moeten uitslaan als hij bij zijn familie op bezoek wilde? Zelfs de schildpadden vernamen tot hun schrik dat ze in de nabije toekomst een tandje zouden moeten bijsteken. Toch hernam het leven vlug zijn normale gangetje en enkele dagen later lag niemand nog echt wakker van de nieuwe situatie. Tijd zou immers op zijn beurt ook weer raad brengen.

Moraal: Blijdschap en droefheid hangen aan malkanderen. Heden is er blijdschap die morgen kan veranderen.

13-07-2014 18:27

Mulder

 

In Salamanca heb ik Jesus ontmoet. Sinds ik in een bui van ijver – en ook als alzheimer-antidotum – enkele jaren geleden begonnen ben met me de Spaanse taal eigen te maken, laat ik op vakantie geen kans ongebruikt om met zoveel mogelijk inlanders te praten als ik in Spanje ben. Dus ook met Jesus die me met de taxi naar de Plaza Mayor brengt. Hoe de Spanjaarden aankijken tegen hun eerste wedstrijd op het WK voetbal in Brazilië die avond? Een heruitgave van de finale van vier jaar vroeger, toch? Zijn antwoord verbaast me. De meeste mensen (de echte aficionado’s uitgezonderd, maar die zitten allemaal in Brazilië) zouden het niet erg vinden als la Roja na de voorronde al weer terugkeerde naar het moederland. Blijkt dat de spelers bij het bereiken van de halve finales één miljoen euro zullen opstrijken. Dat vinden de meesten hier erg overdreven. Zeker omdat zijzelf aan den lijve ondervinden dat het land in een behoorlijk veeleisende crisis verkeert. Het enthousiasme is dus niet zo groot als je als buitenlander zou denken, zegt hij. En inderdaad: op de Plaza Mayor, voor mij het mooiste plein van Europa en het kloppend hart van de stad, twee schamele Spaanse vlaggetjes. Meer niet. Diezelfde avond blijkt dat Jesus en vele anderen hun zin krijgen. Nederland verplettert ‘de rooien’ met 5-1. In het hotel zie ik alleen het laatste halfuur van de wedstrijd en de obligate interviews post factum en constateer dat de meeste Spaanse aanwezigen er heel gelaten bij blijven: geen spoor van wanhoop, geen oeverloze ontgoocheling, geen theatrale uitingen van onmacht ook… Hetzelfde scenario enkele dagen later als Chili het mes nog eens in de wonde ronddraait en la Roja met 2-0 terug naar Europa stuurt. Aan een tafeltje wordt er bij het tweede Chileense doelpunt zelfs gejuicht en geklonken…

Wat een contrast met de Duivelsgekte in België. Als ik weer thuiskom, merk ik dat er in mijn straatje vijf tricolores uithangen. En er staan ook drie auto’s geparkeerd met Belgische oortjes. In de rest van de stad is het niet anders. Een dag later kijk ik hoe de Rode Duivels zich voorbij Rusland krasselen en zich plaatsen zich voor de volgende ronde. In mijn tuintje, dat er ’s avonds altijd zo vredig bijligt, hoor ik nadien de luidtoeterende auto’s die nog twee uur na de wedstrijd door de aanpalende straten rijden… Op Sporza op Canvas is het tot laat in de avond feest. De wedstrijd wordt van vakkundig commentaar voorzien door liefst vier analisten. Allen weten ze wel dat de wedstrijd echt niet goed was – ‘het resultaat is het belangrijkste in deze fase van het WK’ – maar ze hebben de gloed van de overwinning nog in de ogen. En dan ontdek ik hem. Jan Mulder. Uit Nieuwolda. Inmiddels al 69, maar in een ver verleden steraanvaller van Anderlecht. Het maatje van de blanke Pele, Paul Van Himst, nog zo’n icoon. Op een ongeëvenaarde ironische manier relativeert hij de hele heisa. België is inderdaad een wereldploeg, maar… Die Wilmots is een tovenaar, maar…

Natuurlijk kende ik Jan Mulder al eerder van een legendarische match op Stayen ver in de jaren zestig, van zijn columns in Humo, van zijn vaak navrante voetbalcommentaren op de Nederlandse televisie. Maar bij Sporza is hij nu dé icoon-analist en nooit zag ik hem in zo’n spetterende vorm. Altijd goed voor een onverwachte opmerking, altijd in voor iets leuks, maar vooral: op zijn eigen relativerende manier altijd heel dicht bij de werkelijkheid, wars van elk opgeklopt chauvinisme. ‘Wie zou je zelf hebben willen zijn,’ vraagt Karl Vannieuwkerke aan zijn gasten ‘Messi of Ronaldo?’ Kurkdroog antwoordt Mulder: ‘Angelina Jolie!’ En bij het gelach: ‘Lekker wijf, toch?’ In Mulders perceptie over voetbal zit er nooit geneuzel over tactiek, over de gouden driehoek op het middenveld (met de punt naar achter!), over de onmogelijke keuze tussen 4-3-3 of 5-3-2. Wel pleit hij voortdurend voor spelvreugde, staat hij in extase bij een weergaloos afstandsdoelpunt, steekt hij zijn bewondering voor de zoveelste onverwachte dribbel van Neymar niet onder stoelen of banken. Voetbal is voor hem plezier, een feest. Als je sommige commentaren in de media hoort en leest zou je vergeten dat het nog bestaat.

Met de hem eigen zijnde taalvirtuositeit is Jan Mulder nu al de topscorer van het toernooi. Zolang het grote voetbalfeest nog duurt, kun je hem op Sporza dagelijks aan het werk horen en zien. Smullen!

13-07-2014 18:25

Marathon Monday

 

Modus omnibus in rebus optimum est habitus. Nee, wees gerust, lezer: ík heb de verkiezingen niét gewonnen. Wel brengt een nieuwtje, een beetje weggemoffeld tussen de obligate lijstjes verkiezingsuitslagen, coalitieprognoses en aarzelend opgestarte regeringsonderhandelingen, me op deze postelectorale woensdag een beetje van mijn melk bij de ochtendkoffie. Ik lees immers dat een aantal jongeren op maandag 30 juni het einde van de examenperiode wil vieren met Marathon Monday. Dat blijkt een 24-uren-durende alcoholmarathon te zijn. Bedoeling is een etmaal lang alleen maar alcoholische dranken te consumeren. Via Facebook kunnen studenten nu al intekenen voor dit event. Resultaat: in de kortste keren meer dan 4000 inschrijvingen en nu het evenement de media haalt, komen er nog zo’n 300 gegadigden bij. Elk half uur wel te verstaan. Dat beweren de initiatiefnemers tenminste. Het laat zich dus voorzien dat bij het einde van de reguliere examenperiode vooral de cafébazen en drankslijters de grote winnaars zullen zijn. Niet de deelnemers zelf, die dan wellicht nog enkele dagen met jankende katers, roze olifantjes en ‘allemaal beestjes’ geconfronteerd zullen worden.

Het marathoninitiatief is niet nieuw. Het komt overgewaaid uit Amerika, zo meldt het organiserend drietal me fier lachend vanop de krantenfoto die ze van zichzelf lieten publiceren. De stad Boston kent jaarlijks op Patriot’s Day –  de derde maandag van april – een soortgelijk etmaal-van-de-drank. Verder loopt in de Verenigde Staten met groot succes de televisieserie Blue Mountain State, die het dagdagelijkse leven van studenten op een universiteitscampus als onderwerp heeft. Daarin ook een marathon voor drankladders. Als het in de States regent, druppelt het dus ook bij ons. Wellicht deed ook de inmiddels beroemde zuipcompetitie uit (het bekroonde boek en de gelauwerde film) De Helaasheid der dingen van Dimitri Verhulst een extra duit in het zakje. Kortom, een moderne jongeman (en jongevrouw, laten we daar maar niet flauw over doen) moet dezer dagen een ferme pint kunnen verzetten. Het einde van de examenperiode is blijkbaar hét aangewezen moment om dat nog eens extra in de verf te zetten.

Komen er dan geen kritische reacties op deze oproep om de bloemetjes overdadig buiten te zetten en te begieten? Zeer zeker wel. De moeder van één van de initiatiefnemers liet alvast weten dat ze niet wil dat haar hemelzoete zoon een hele dag lang zat door de straten van Ninove zwijmelt. Ook niet om ‘alleen maar’ het einde van een examenperiode te vieren. Anderen wezen onmiddellijk naar de gevaren van dergelijke krachtpatserijen: alcoholintoxicatie, gewoontevorming en verslaving, medische langetermijneffecten… noem het maar. Maar die opmerkingen worden dan weer een beetje lacherig opzijgeschoven door de jonge organisatoren: niemand moét meedoen, iedereen is vrij en iemand die alleen maar vier pilsjes drinkt op marathondag, is ook geslaagd en krijgt ook zijn diploma. Benieuwd hoe dit afloopt.

Vanwaar toch deze fascinatie van jongeren voor alles wat met alcohol te maken heeft? Voor all-you-can-drink-parties en comadrinken? Veel jongeren zijn blijkbaar op zoek naar kicks en extremen. Dat in combinatie met de typische je m'en fous-tienermentaliteit en het verlangen om regels te overtreden, draagt bij tot alcoholmisbruik. Ik geloof evenwel niet dat onze jongeren grotere drankorgels zijn dan die van de vorige generaties. Want laten we eerlijk blijven: al werd er toen zeker niet zoveel publieke aandacht aan besteed en al hadden we er amper geld voor, ook wij dronken in onze studententijd wel eens ferm glas om de goede afloop van een examenperiode te vieren. Ook wij zakten wel eens nachtje door met de maten die het ook (of net niet) gehaald hadden. Toch mogen we geen doofpotpolitiek voeren wanneer het aankomt op jongeren en alcoholmisbruik. Het is zeker (nog) niet zo dat iedereen met een beetje hersenen in zijn hoofd weet dat overdaad schaadt. Ook de drie initiatiefnemers van Marathon Monday beseffen dat blijkbaar niet helemaal. Het probleem ligt vandaag bovendien bij de enorme respons die hun oproep kreeg via de sociale media. Het laat zich dan ook voorzien dat een hoop meelopers bij een Marathon Monday wordt betrokken zonder dat die anders op hetzelfde idee zou gekomen zijn. Wellicht ook zonder zich te realiseren wat de precieze gevaren en gevolgen van deze stunt kunnen zijn. Bovendien lijkt dit evenement, bekeken vanuit een opvoedkundig standpunt  – de organisatoren komen uit de lerarenopleiding in Gent – niet het juiste voorbeeld te zijn voor hun jongere collega’s uit het secundair onderwijs, die toch ook een zware examenperiode achter de rug hebben… Al zijn die op 30 juni wellicht al enkele dagen met pa en ma op vakantie in het buitenland.

Ten slotte, ik wil hier niet enkel met een vermanend vingertje staan zwaaien. Voor alle duidelijkheid: ik besef dat de studententijd een van de mooiste periodes uit een mensenleven is… Ik gun alle studenten hun vertier na een zware examenperiode… Ik begrijp best dat daar een goed glas bijhoort… Ik wilde hier eigenlijk alleen maar stellen: matigheid is in alle omstandigheden het best. Dat wist Plautus dus al.

10-05-2014 10:46

Kliekjesdag

 

In het kader van mijn wederopleiding tot ‘nieuwe man’ ben ik sinds enkele jaren alvast een man-met-vaste-kookdag. Op vrijdag. Je hoeft dit niet té letterlijk te nemen, want ik wil graag toegeven dat ik af en toe ook wel eens een vrijdagje smokkel. En gelukkig heb ik een echtgenote die beseft dat je gras niet kunt doen groeien door eraan te trekken. Meestal begint zo’n kookvrijdag al op woensdag. Kookboeken raadplegen, want koken zonder recept is aan mij niet besteed. Soms wordt het iets van Jeroen. Soms iets van Piet, of Serge of uit de bijbel van de boerinnenbond zelve. Ik zie het wel. Daarna boodschappen doen. Daarna de act zelf: rommelen met potten en pannen, maatbekers en knoflookpersen, met eieren en groente… Soms ontbreekt me iedere inspiratie. Wat ik dan doe? Wel, net de ijskast eens grondig geïnspecteerd. Er stonden nog wat restjes in van de voorbije dagen. Dat stemde me gelukkig: de maaltijd zou vlug klaar zijn. Opwarmen en serveren. Klaar. Wat wil een man met een vaste kookdag nog meer? Het bracht me ook op het idee van deze column eens een kliekjesdag te maken. Ik serveer jullie drie heel verscheiden hapjes…

Voorgerecht. Mijn slotbemerking in de vorige column, waar ik een beetje ironisch deed over het Cinema Deluxe-fenomeen in de grootste kineketen van het land, wekte alvast bij één van jullie, lezers, enige wrevel, zo begreep ik uit een mailtje. Of ik wat tegen kwaliteitscinema heb? Of het niet tijd werd dat er eindelijk eens komaf gemaakt werd met de ongebreidelde snoepzucht van het bioscooppubliek? Gedaan met het irritant geritsel van chipszakjes, geslurp aan colablikjes en tussentands geknars van popcorn. Inderdaad, hoe kan ik daartegen zijn? Laat me je geruststellen, waarde lezer. Ik ben de laatste die iets heeft tegen rust in de filmzaal. In een niet eens zo ver schoolverleden was ik met enkele collega’s ondermeer verantwoordelijk voor filmopvoeding met de klemtoon op het tweede deel van die samenstelling. Telkens weer als we met onze leerlingen naar de bioscoop trokken, hebben we handenvol tijd, moeite en zorg besteed om net te vermijden dat filmkijken een snackbarbezoek werd waar ook nog een film vertoond werd. Ik heb dus helemaal niks tegen Cinema Deluxe. Alleen vind ik het ronduit – of vierkant, zoals je wilt – hypocriet dat net die bioscoopketen nu uitpakt met deze nieuwigheid-voor-een-beetje-meer door eerst het probleem te creëren door een jarenlange verkoop van het meest diverse snoepgoed en er nu, jaren later tegen betaling een oplossing voor aan te reiken. Vreemd toch? Vroeger vond de bioscoopketen dat de verkoop van snoepgoed financieel ruimschoots opwoog tegen het oppoetsen van de zaal na iedere voorstelling… Dus naast de obligate popcorn, chips, zure ballen en kauwgom… kwamen er na verloop van tijd zelfs nacho’s met ketchup in de zaal. En nu mag je extra betalen voor – weliswaar –  een glaasje cava voorop, een inleiding door een eminent filmkenner en een snoepvrije omgeving. Je moet het maar doen. Geen commerciële sukkels, onze bioscoopgoeroes. Maar eigenlijk wisten we dat al langer…

Hoofdschotel. Vanavond werd ik een beetje wee in de maag toen ik voor de tweede keer in evenveel dagen tijdens het televisiejournaal een verslag te verteren kreeg van alweer een partijcongres. De schoonmoeder van alle verkiezingen (nee, de term is niet van mij) komt er al – op krukken? – langzaam aangewandeld en dat is blijkbaar een excuus om de gezichten met oorlogskleuren te beschilderen en krijgshaftige taal uit te slaan. Alom worden deze dagen de kanonnen in stelling gebracht en geen moeite wordt ongebruikt gelaten om de kopstukken van de tegenpartijen alvast van tafel te schieten. Met veel verve soms, maar altijd met overijverige bezieling en soms teveel fanatisme. Maar soit. Hoort erbij. Toch valt het me op hoe negatief een en ander naar de eigen aanhang én naar het kiespubliek wordt voorgesteld. Blijkbaar zijn er alleen maar problemen te verwachten als je niet voor kandidaat x, y of z stemt, zijn alle andere partijen verzamelingen van complete oenen, worden er  door alle andere partijen alleen maar loze beloftes gedaan. Als je voor ons stemt zal dit of dat (vul zelf maar iets in, het lijstje van ongenoegens is na enkele dagen al lang genoeg) nooit, ‘en ik beklemtoon’, nooit gebeuren. Nou moe? Mag het een tikje positiever dames en heren politici? Hoe mooi zou het niet zijn als jullie eens samen – met zijn allen, bedoel ik, over de partijgrenzen heen – op zoek gingen naar globale en echt werkende oplossingen voor de problemen die zich stellen? Als er eens gedacht kon worden, los van de partijkleur, los van de enge eigen ideologie (als die er überhaupt nog is), los van alle gevoelens van rancune om het verleden… Het enige positieve politieke nieuws kwam de voorbije dagen van premier Di Rupo die ieder lid van zijn regeringsploeg met een korf streekproducten bedankte voor het goede werk van de voorbije maanden. En die piepte dat de opbrengst van al dat werk zeker positief was. Een dag later droop de stoere oorlogstaal al van mijn beeldbuis. De campagne is dus begonnen.

Dessert. Ook zo moeten lachen met de kandidatuur van Brussel om minstens twee wedstrijden van het EK2020 voetbal in de hoofdstad van Europa te laten spelen? Heel mooi volk aanwezig op een hyperbelangrijke persvoorstelling: Di Rupo, Peeters, zonnestraal De Keersmaecker, je noemt ze maar… Klein probleempje: we hebben geen stadion dat aan de normen beantwoordt. Dan bouwen we er toch eentje. Maar waar? Parking C op de Heizel? Of toch maar op de plek van het huidige Koning Boudewijnstadion? Met of zonder (uitschuifbare) atletiekbaan? Niet de minste consensus over dit alles voorlopig. Je voelt het met je ellebogen aan: het gaat langer duren dan 2020 voor dit kluwen opgelost geraakt. Mag ik daarom een suggestie doen? Misschien kan er bij mijn geliefd KRC Genk een ringetje bij? De meest multiculturele stad van Limburg ligt toch ook in het hart van Europa? Niet?

28-04-2014 00:37

Vlucht 714 antwoordt niet meer

 

Omdat hij lezen belangrijk vond en over een kroost met brede belangstelling voor het geschreven woord opgezadeld zat, onderschreef mijn vader – vroeg in de jaren zestig – een abonnement op de Reinaert-romanreeks van uitgeverij De Arbeiderspers. Elke maand viel er dus bij ons een nieuw boekje in de bus dat ik gretig tot mij nam. Na lezing bracht ik het devoot onder in het te kleine boekenkastje in de gang van ons huis, klaar voor een vernieuwde lectuur door mijn zus en broer die immers enkele jaren jonger waren dan ik en die dus met enige vertraging met al dit moois geconfronteerd zouden worden. Zo las ik in korte tijd Vlaamse klassiekers als De Pastoor uit de Bloeyende Wijngaerdt, De Paap van Stabroek en Het Kindeke Jezus in Vlaanderen. Maar af en toe viel er ook wel eens een minder klassiek snoepje in onze brievenbus. Eén van de boekjes heette Vlucht 714 antwoordt niet meer en ging over een passagiersvliegtuig in moeilijkheden. Hoog boven de Rockies en met een snelheid van 210 mijl koos het zijn weg door de donkere nacht op weg naar Vancouver. Dan, plotseling, brak er bij de passagiers een voedselvergiftiging uit, die zich – o ramp! – spoedig uitbreidde tot de bemanning. In die tijden associeerde ik een passagiersvliegtuig enkel met een witte streep in de staalblauwe lucht op een zonnige en zorgeloze vakantiedag. De andere dagen zat ik immers op school, waar ons ondermeer elementair uitgelegd werd hoe een vliegtuig werkte. Met veel ontzag ook keek ik op naar de weinige waaghalzen in mijn omgeving die aan boord van zo’n stalen vogel naar het andere eind van de wereld durfden reizen. Daarom fascineerde deze avonturenroman van John Castle me meer dan de avonturen van pastoor Serneels en diens huishoudster Sophie in ‘De Bloeyende Wijngaerdt’ of de amoureuze lotgevallen van Juffrouw Symphorosa, begijntje. Ik heb Vlucht 714 dan ook wel een keer of vijf gelezen, voor ik het aan de appreciatie van mijn zus of broer overliet. Als die het al ooit gelezen hebben.

De geschiedenis zit vol met parallellen. Enkele weken geleden verdween plots vlucht MH370 van alle radarschermen. De laatste woorden uit de cockpit waren het ‘All right. Good night.’ van de gezagsvoerder. Daarna niks meer. Stilte en mysterie alom. Een dag later bleek dat iemand aan boord erin moest geslaagd zijn alle communicatiesystemen van de airliner uit te schakelen, een klus die alleen een ingewijde kon geklaard hebben. Het toestel was nog urenlang onopgemerkt doorgevlogen. Hoe kon dat? En vooral, waar was het toestel neergestort? Wat was er met de bijna driehonderd passagiers gebeurd? Mysterie troef dus en dan ontstaan er al vlug complottheorieën… Was het toestel getroffen door een meteoor? Overgenomen door aliens misschien? Afgeleid naar China? Of naar Rusland? Of..? Op het ogenblik dat ik dit schrijf, speuren nog altijd honderdduizenden vrijwilligers naar visuele aanduidingen van restanten van de spookvlucht op satellietbeelden die iedereen die dat wil via internet kan raadplegen. Het lijkt een beetje op het scheepje-schieten waar we ons tijdens sommige saaie lessen op school wel eens bezighielden. C5? Plons! D7? Plons!

De obsessie waarmee iedereen de waarheid achter de mysterieuze verdwijntruc van vlucht MH370 wil achterhalen, toont echter ook aan dat we in onze hoogtechnologische wereld niet meer omkunnen met het mysterie en het ogenschijnlijk ongrijpbare. In een tijd dat de Amerikaanse inlichtingendiensten onze mailtjes meelezen, weten met wie we op welk moment telefoneren, waar we zijn en wat we doen, aanvaarden we niet meer dat al de technologie die ons leven mee bepaalt ook feilbaar is. Dat er bijvoorbeeld stomweg fouten en bugs in de computersoftware zouden kunnen zitten die onze vliegtuigen besturen. Het geeft ons het unheimlich gefühl van ondanks alles toch alleen en eenzaam te zijn, iets waar we blijkbaar niet meer mee weten om te gaan. We hebben blijkbaar nood gekregen aan het onuitgesproken, vaak gecontesteerde, maar ook comfortabele gevoel van instant verbondenheid met de rest van de wereld dat computers, tablets, mobieltjes en smartphones ons nu al een tijdje geven. En zo wordt het onuitstaanbaar dat we op een verklaring van iets mysterieus als de verdwijning van de Maleisische vlucht langer dan vierentwintig uur moeten wachten.

Oh ja. Ook nog even dit. Mocht iemand het plan opvatten de gebeurtenissen rond vlucht MH370 – inmiddels al dan niet bekend – te verwerken tot een speelfilm, is een kaskraker nu al verzekerd. Het gebeurde eerder al met de dramatische maidentrip van de Titanic. Ook met Alive!, een verfilming van de Andesvliegramp in 1972. Die nieuwe film kan dan –  als Cinema Deluxe –  naar onze bioscoopmastodonten over al te lande. Glaasje cava voorop. Ingeleid door een eminent filmkenner. En zonder de storende bijgeluiden die de knisperende nacho’s-met-kaassaus, de bakken popcorn en de emmertjes cola light nu eenmaal met zich meebrengen. Cinema Deluxe, dus. Inderdaad.

13-03-2014 11:05

Fantasie en creativiteit

 

De voorbije week heb ik me onledig gehouden met het lezen en beoordelen van zevenendertig opstellen die ingezonden werden voor een provinciale opstelwedstrijd. Of ik als jurylid in elk van de categorieën – lager onderwijs, eerste, tweede en derde graad van het secundair onderwijs – mijn persoonlijke top 3 wilde selecteren. Nou, dat wilde ik wel. Al heb ik er wel het ongemakkelijke gevoel aan overgehouden dat de creativiteit van onze kinderen bedreigd wordt door juffen en meesters die – weliswaar met de beste bedoelingen – de fantasie van hun leerlingen kanaliseren tot er geen plaats meer voor is. Al merken ze dat vaak zelf niet.

In de kleuterklasjes van mijn kleinkinderen hoorde ik het al eerder: ‘Een mens heeft toch vijf vingertjes, Timon? Jij hebt er maar drie getekend! En de armpjes en beentjes groeien toch niet aan je hoofd? Dit is nog een echt kopvoetertje…’ En ik moest ook terugdenken aan die anekdote, mij verteld door een collega uit de basisschool. Stel je voor, het is hartje winter, kersttijd, maar in het derde klasje is het behaaglijk warm. Tekenles. Saartje werkt in volle concentratie aan een grootse tekening: rode wangetjes, puntje van de tong wippend over de lippen, paardenstaart die meewiebelt met elke beweging op het tekenblad. De juf wandelt rond en ziet dat het goed is. Dan komt ze bij Saartje, kijkt over de schouder mee en vraagt wat de tekening voorstelt. ‘Ik maak een tekening van God,’ zegt het meisje. ‘Is dat niet een beetje moeilijk?’ vraagt de juf. ‘Niemand weet hoe God eruitziet, toch?’ ‘Nou, zo meteen wél!’ antwoordt Saartje. Prachtig is dat: de kinderlijke fantasie die de logica van de juf een fameuze hak zet.

Ik merkte het op in de opstellen die ik te lezen kreeg: opvallend was dat de creativiteit afnam naargelang de leeftijd van de deelnemers groter werd. Dat hadden de organisatoren van de wedstrijd al een beetje voorzien, want de jongere deelnemers mochten een verhaal schrijven. Van de ouderen werd een opiniestuk verwacht. Iedereen schreef over het thema ‘oorlog’. De jongere deelnemers maakten er een echt feest van de fantasie van: alles kan, alles mag, ook in taalkundig opzicht. Heel leuke, fantastische verhalen waren het, vol origineel taalgebruik, (ongewilde) woordspelingen, soms een beetje fout, maar vooral op een ontwapenende manier levendig en boeiend. De jongste deelnemers stuurden ook de meeste stukjes in. Geen sinecure voor een jurylid om daar de beste drie schrijvertjes-in-spe uit te halen.

In de oudere leeftijdsgroep was het enthousiasme duidelijk kleiner: slechts acht inzendingen waren er in de opinietekst-groep. En bloedarmoede troef: steriele verwoording, clichématige structuur, weinig originele denkbeelden… Voor een opiniestuk heb je in eerste instantie inderdaad een opinie nodig en ook daaraan mangelde het. De beste tekst bleek immers uiteindelijk een groot internet-plagiaatgehalte te hebben. Zucht. De meeste stukjes waren wel volgens de regeltjes geschreven (mooi met alinea’s en vrijwel zonder dt-fouten, met dank aan de spellingchecker!), maar ze misten allemaal dat sprankeltje originaliteit in denken en verwoorden dat een tekst echt doet stralen.

Leren ze dat op school dan niet (meer)? Of, cru en opzettelijk veel te algemeen gesteld: doodt het onderwijs fantasie en creativiteit? Natuurlijk niet, maar ik pleit er toch voor de creativiteit van opgroeiende kinderen in ons onderwijssysteem meer kansen te geven. Er bestaat in het onderwijs overal ter wereld een hiërarchie van vakken. Bovenaan staan rekenen en taal. Daaronder komen de andere vakken zoals wereldoriëntatie, geschiedenis, natuurexploratie... Helemaal beneden staan de zg. expressievakken: tekenen, muziek, dans, sport… Ons onderwijssysteem blijft zich blijkbaar tot doel stellen universiteitsprofessoren voort te brengen. Ik bedoel, het staat teveel in dienst van de puur intellectuele ontwikkeling van onze kinderen. Wat als je talent nu net in één van die bottom subjects van de hiërarchie ligt? Als je passie dansen is, wordt de kans groot dat je van je hobby je beroep moet maken… Of dat je je als adhd’er door je secundair onderwijs moet slepen.

Ook duldt ons onderwijs geen fouten (die rood aangestreept punten kosten) en wie zich creatief opstelt, neemt risico’s en zet de deur naar fouten maken net wijd open… Zo worden fantasie en creativiteit, de oerkwaliteiten van ieder pasgeboren mens, afgeremd en stiefmoederlijk behandeld.

Bovendien: een kind dat vandaag op de bankjes van het eerste leerjaar zit, gaat wellicht pas rond 2065 met pensioen. Vooral als we ons realiseren dat het vandaag al moeilijk is om een prognose te maken van hoe het leven er binnen vijf jaar zal uitzien, hoe bereiden we onze kinderen dan voor op een evenwichtig en gezond volwassen leven als dat zonder fantasie en creativiteit moet gebeuren? 

15-02-2014 12:18

Drie oorlogen

 

Sinds een paar weken zendt VRT-Eén in het kader van de herdenking van de Eerste Wereldoorlog de (weer eens prestigieus genoemde) fictiereeks ‘In Vlaamse velden’ uit. De serie vertelt het verhaal van de aristocratische doktersfamilie Boesman in Gent tijdens de oorlogsjaren begin vorige eeuw. Na drie afleveringen is het hachelijke lot van deze familie al voorspelbaar: de twee zonen vertoeven in het Belgisch leger en zullen er wellicht het leven bij inschieten, de dochter wil en zal verpleegster worden, de vader zal waarschijnlijk ook bereiken wat hij wil: met Duitse steun professor worden aan de Gentse universiteit. En de moeder… Tja, de moeder... Zij is het enige personage (prima neergezet door Barbara Sarafian) dat nog nieuwsgierigheid wekt en dat je toch elke zondagavond weer naar je televisiezitje drijft. Niets echt wereldschokkends dus. In de derde aflevering konden we bovendien meemaken hoe je met zes soldaten een hele veldslag inblikt, maar toastte vrouw Boesman ook op ‘de Duitsers en hun land’, waarbij ze hoopte dat beide vlug weer verenigd zouden worden. ‘In Vlaamse velden’ lijkt me weer eens een stuk oorlogsgeschiedenis-met-leuke-plaatjes (want de beeldvoering en de acteerprestaties zijn echt wel mooi).

De intrige van de reeks deed me echter terugdenken aan een roman die ik enkele weken geleden las: ‘Oorlog en terpentijn’ van Stefan Hertmans. Het is wellicht het meest intrigerende en inspirerende boek dat de voorbije maanden over de Eerste Wereldoorlog gepubliceerd werd. En er is heel wat concurrentie. Stap de boekenwinkel binnen en bekijk het torenhoge aanbod!

In zijn roman gaat Hertmans op zoek naar zijn grootvader, die hij zich uit zijn kindertijd slechts vaag herinnert. Het wordt onmiddellijk een intrigerende zoektocht die vertrekt van het feit dat de auteur in de tachtiger jaren twee schriftjes van zijn grootvader erfde, die tot onlangs in de vergetelheid beland waren, maar toen (toeval of niet?) weer aan de oppervlakte verschenen. In die schriftjes beschrijft zijn grootvader zijn jeugd die zich afspeelt in de beginjaren van de twintigste eeuw in een erg arme Gentse familie. ‘Oorlog en terpentijn’ wordt al vlug het dramatische verhaal van een kleine held die graag kunstschilder zou zijn geworden. Daarmee wordt ook de titel verklaard. Het woord ‘oorlog’ verwijst uiteraard naar de dramatische oorlogsgebeurtenissen. Met ‘terpentijn’ refereert hij naar de droom van zijn hoofdpersonage Urbain Martien, die schilder wil worden zoals zijn vader, een degelijk, eenvoudig, maar ook ziek en arm schilder, die enige reputatie verwierf als restaurateur van vervallen fresco’s in de Gentse kerken en kloosters. Met zijn familie vecht de kleine Urbain eerst een oorlog uit tegen de armoede, een oorlog die hij echter niet kan winnen, mede door het vroegtijdige overlijden van zijn vader.

Tot overmaat van ramp wordt het hoofdpersonage dan opgeroepen als frontsoldaat. Het tweede deel van het boek behandelt dan ook zijn wedervaren tijdens de oorlogsjaren aan de IJzer, een tijd vol wreedheid en ontbering die niet enkel te wijten zijn aan de Duitse troepen, maar evenzeer aan het franskiljonse onbegrip van zijn officieren.

In een derde deel krijgt het boek een extra dimensie door de tragische liefdesgeschiedenis waarin Urbain Martien verwikkeld geraakt. Wanneer hij na de oorlog eindelijk de kans krijgt een gelukkig leven op te bouwen met zijn geliefde Maria Emilia, steekt het noodlot weer een stok in de wielen. Maria Emilia overlijdt aan tyfus en Urbain trouwt – vooral uit plichtsbesef – met haar jongere zus Gabrielle, een vrouw die echter niet van hem houdt. Zo komt hij in een nieuwe – ditmaal emotionele – oorlog terecht.

Het meest indrukwekkende deel in dit boek zijn niet de hoofdstukken die handelen over de wreedheden van de oorlog. Dat is immers wat ieder lezer verwacht: een aanklacht tegen de oorlog, een thema dat je in alle andere boeken over deze periode kunt terugvinden. Niks speciaals. Indrukwekkend in deze roman is wél de constante oorlog die zich afspeelt in het hart van het hoofdpersonage, een strijd die hij met dezelfde mentaliteit voert als die tijdens zijn tijd als frontsoldaat: gewoon doen wat je denkt te moeten doen, vaak tegen beter weten in. Niet ophouden met vechten tegen de armoede, nooit je kameraden-soldaten in de steek laten, nooit je vrouw ontrouw worden, ook als zegt ze hem na de geboorte van hun – enige – dochter dat het ‘nu maar eens voorbij moet zijn met die vuile manieren ’s nachts’.

De herinneringen aan die ene ware, maar gemiste liefde in zijn leven houden Urbain op de been en zorgen ervoor dat hij op hoge ouderdom toch een emotionele wapenstilstand bereikt. Daarvoor gebruikt Hertmans een magistrale metafoor: op het einde van zijn leven schildert zijn grootvader, inmiddels ook een verdienstelijk amateurschilder, een kopie van ‘Venus voor de spiegel’ van Diego Velázques. (Opzoeken, dat schilderij!) Ditmaal met de weerkaatsing van het gelaat van ‘zijn’ Maria Emilia in de spiegel.

In ‘Oorlog en terpentijn’ worden inderdaad drie oorlogen uitgevochten. Ik onthoud vooral de laatste. 

20-01-2014 16:42

Digitaal lezen

 

Eind september kregen mijn vrouw en ik een collectieve opstoot van milieubewustzijn. Ons abonnement op De Standaard verviel in die dagen en we dachten – met de nodige elektronica in huis – dat we minstens een poging moesten wagen een bos dennenbomen te redden. Daarom besloten we ons abonnement niet braafjes en stilzwijgend te verlengen zoals we dat al zolang hadden gedaan, maar bij wijze van experiment eens over te schakelen naar de digitale krant. Voor drie maanden. Konden we nadien nog zien wat we deden. De experimenteerfase is inmiddels bijna voorbij en nee, het werd geen succes. Mocht iemand ons voorbeeld willen volgen, huiver bij dit verhaal-tot-stichting-en-vermaak.

Eerst gaven we onze digitale wens door aan de webloketdienst van de krant en betaalden we ons nieuwe abonnementsgeld. So far, so good en klaar. Maar er gebeurde niets: de hele maand oktober kregen we trouw elke ochtend de papieren versie in de bus. Nou. Beschouwden we als een cadeau, toch? Ruim een maand en enkele (verontruste) e-mails duurde het voor de Standaardmensen doorhadden wat we precies wilden. Vreemd dat een administratieve aanpassing in deze digitale supersnelle tijden zolang moet duren. Maar: als je op datzelfde webloket de wirwar aan abonnementformules met en zonder domiciliëring, met en zonder kortingen voor studenten en nieuwe abonnees te zien krijgt, begrijp je al vlug dat een kat er haar spreekwoordelijke jongen niet meer in terugvindt. Laten we het dus maar niet meer hebben over de prijs, die ruw geschat, op de helft landt van een papieren abonnement.

Bij een digitaal abonnement – zo bleek – krijg je de mogelijkheid je dagelijks krantje te lezen op pc, op tablet en op smartphone. Omdat we inmiddels over elk van die apparaten beschikken, leek ons dat ruim voldoende. Aan de slag dus als digitale krantenlezers, nieuwe horizonten tegemoet en met de geruststelling dat onze hang naar informatie geen extra bomen meer zou kosten. Maar dat werd een afknapper. We moesten eerst een belangrijke praktische afspraak maken: hoe doen we dat ’s morgens? Wie leest op de tablet? Wie op de pc? De smartphone hadden we immers al eerder gereserveerd voor de wachtkamer van de tandarts wegens het te kleine schermpje. Snel verdween de ontbijtgezelligheid van voorheen, want de papieren versie deelden we lekker op in de bestaande katerntjes – algemeen nieuws, cultuur, economie, bijlagen – die we in willekeurige volgorde tot ons namen. ‘Jij eerst de cultuurpagina’s, schat?’ In plaats daarvan sloop ik die eerste digitale dag nog een beetje slaperig wegens veel te vroeg naar mijn bureau, startte de pc op en surfte naar de website van de krant. No problema. De krant van vandaag. Ook geen probleem, alleen: ik moest een andere browser installeren, want de Standaard verdraagt geen Safari. Dus Chrome van het net geplukt en na een half uurtje lukte het eindelijk. De krant zoals hij op papier verschijnt, maar met een ergerlijk digitaal ezelsoortje waarmee je naar een volgende pagina kunt. Maar verder totaal onleesbaar: het lettertype is te klein, mede dankzij het krap bemeten leesvenster op de website van de krant. Alleen de koppen en de foto’s komen klaar en duidelijk over. Wil je een artikel lezen, wordt van je verwacht dat je erop dubbelklikt en dan opent zich een nieuw schermpje waarin je de tekst wit op zwart (in Wordformaat?) te zien krijgt, zonder opmaak, zonder franje, vaak met fouten. Een desillusie, vooral wanneer blijkt dat je na je lectuur helemaal terug naar boven moet scrollen om op het rode kruisje te klikken. Als je dat niet doet, beland je weer op de eerste pagina en begint het navigatieavontuur van voor af aan. Nee, die pc-versie voldeed nog niet aan de eisen.

Dus wachtte ik de volgende dag braafjes mijn beurt af om na mijn vrouw de tabletversie te lezen. Die opent zoals je het mag verwachten met de vraag of je de ‘papieren versie’ (nou?) of de ‘digitale versie’ wilt zien. De papieren versie dus maar, want bij de digitale versie krijg je wellicht weer dat veredelde Wordformaat op je bord. Opvallend is nu het duidelijke en heldere beeld, de prachtige kwaliteit van de foto’s. Maar lezen blijft een probleem. Met de nodige swipebewegingen slaag ik er toch in door te dringen tot de kern van het artikel. Alleen, ik voel me zoals een verdwaalde goudzoeker in de woestijn, zonder kompas en stervend van de dorst. Op geen enkel moment weet ik nog op welke pagina ik zit, waar ik in het artikel aanbeland ben. Zelfs koppen lezen en foto’s kijken wordt moeilijk, omdat De Standaard die vaak over twee pagina’s uitsmeert. Ik word er duizelig van. En krijg ontzettend veel heimwee naar de on-ecologische papieren versie, die er wellicht na jarenlang gebruik de oorzaak van is dat ik dit digitaal knutselwerk maar niet onder de knie krijg.  

Oh ja. Eind deze maand vervalt onze digitale avonturentocht en om ons antiek papieren krantje weer tijdig aan huis bezorgd te krijgen, probeerden we nu al ons vroegere abonnement te verlengen. We surften dus naar Standaards webloket. Waar we lezen dat ons abonnement al op 3 december verviel. En bovendien niet betaald werd. We vragen ons af hoe lang het gaat duren om ook dit weer op te lossen. Efficiëntie in tijden van digitalisering. Een mythe.

10-12-2013 22:46

Red Star Line

 

Het Red Star Line Museum aan de Rijnkaai in Antwerpen, nieuwste parel aan de kroon van de Antwerpse city-marketing. Moét je gezien hebben. Wanneer de twee vriendelijke dames aan de ingang me een armbandje hebben aangemeten en me verzekerd hebben dat ik zelfs tijdens een gratis laatste-woensdag-van-de-maandbezoek zo lang mag blijven rondkijken als ik wil, loop ik door de toegangssluis naar de eerste zaal van het museum. Aan de wanden links en rechts heel zwaar uitvergrote en bewust vage foto’s van migranten van zo’n honderdtwintig jaar geleden. Ik hoor ook hun stemmen, maar wordt er toch een beetje duizelig van. Wellicht voel ik me even gedesoriënteerd als de vroegere gelukzoekers die van Europa naar Amerika trokken. De meesten van hen bleven anoniem en leven alleen verder in de vele uitstekende foto’s uit de tijd van toen die het museum aan zijn wanden heeft gehangen. Maar er zijn ook bekenden bij. Albert Einstein bijvoorbeeld. En Irving Berlin. Allen hebben ze vooral gemeen dat ze in Antwerpen de Red Starboot namen. Nog voor hun vertrek, moesten ze er veel gewilde en ongewilde ongemakken bijnemen, leer ik enkele zalen verder. Afscheid nemen van vrienden en kennissen in het geboorteland wegens een gebrek aan toekomst. Een lange treinreis in vaak onterende omstandigheden (‘als dieren in een veewagon,’ zegt één van de videogetuigen – waar heb ik dat nog gehoord?). Exuberante prijzen om in Antwerpen te geraken. Met de weinige bezittingen in een kartonnen koffertje of in een laken geknoopt te voet op tocht van het Centraal Station naar de Rijnkaai. Te kijk gesteld voor de welstellende burgers. Nadien urenlang wachten op de kaai. Desinfectering van kleding en bagage. Een douche van een uur. Ontluizing. Geneeskundig onderzoek… De Red Star Line was immers niet gek. Als een passagier bij aankomst op Ellis Island wegens gezondheidsproblemen het beloofde Amerikaanse land niet mocht betreden, draaide de lijn zelf op voor repatriëring van de landverhuizer. Vandaar.

Migratie is een fenomeen van alle tijden. Steeds is de mens op zoek gegaan naar betere klimatologische, economische of politieke leefomstandigheden. Met soms massale verhuizing tot gevolg. Met veel geweld ook. De Kelten, Germanen, Hunnen, Romeinen… Hun onderlinge strijd… We leerden erover op school, maar we trokken er blijkbaar geen lessen uit, want het gebeurt ook vandaag nog. In de oorlogsgebieden in Afrika en het Midden Oosten ontvluchten duizenden het zinloos geweld dat hun overkwam. Ze vonden een tijdelijk onderkomen in de tientallen vluchtelingenkampen aan de grenzen van hun thuisland, wachtend op een beter lot.

Bij ons is het niet beter. Jaarlijks komen duizenden vluchtelingen ons land binnen, op zoek naar een riantere toekomst in wat zij denken dat het land van melk en honing is. We hebben voor hen een inburgeringsparcours met vele stapjes uitgedacht en wie daaraan niet voldoet, wordt het land weer uitgezet. Soms terecht, vaak ook om onbegrijpelijke redenen. De studiedienst van de Vlaamse regering bevroeg onlangs een groot aantal Vlamingen tussen 18 en 85 jaar naar de samenstelling van hun ideale woonbuurt. Liefst 45 procent antwoordde in een buurt te willen wonen met enkel personen van Belgische origine. Nog eens 38 procent verkiest een buurt met ‘meer personen van Belgische dan vreemde herkomst’. Ook vond 47 procent van de ondervraagden dat migranten ‘hier komen profiteren van onze sociale zekerheid.’ Het zijn schrijnende cijfers. Jozef De Witte, directeur van het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding legt de verantwoordelijkheid bij ons falend migratie- en integratiebeleid. Blijkbaar voelen wij ons voorlopig nog zo superieur dat we de problemen met en van onze allochtone medeburgers gewoonweg ontkennen.

Het Red Star Line Museum, met zijn honderden, nog altijd nazinderende getuigenissen van mensen uit heel Europa op zoek naar een beter leven, is een wegwijzer in de goede richting. Het zet de bezoeker aan tot denken. En dat is goed: een museum moét dat doen. Eigenlijk zou iedere Vlaming verplicht moeten worden tot een namiddag ‘mee-(be)leven’ in dit museum. Het zou ons wellicht een beetje verder doen kijken dan dat moment van zelfgenoegzaamheid waarmee we de obligate bijdrage leveren aan 11.11.11. Of een stortingsformuliertje invullen voor de slachtoffers op de Filippijnen. Of Haïti. Of voor de kinderen in Syrië die zich ondertussen wel definitief door de wereld in de steek gelaten zullen voelen. Het zou ook een goed antidotum zijn voor het cynisme en de onverschilligheid als we met de kerstgeschenkjes aan de arm door onze welverlichte winkelstraten lopen en - mede door die sfeervolle lichtjes alom - de romamoeder-met-baby niet meer zien die in de schaduw zit en de hand openhoudt. Straks wordt die weer wel door haar man opgehaald met de mercedes. Toch?

14-11-2013 14:10

Zwarte Piet in de klas?


De tijd komt er weer aan dat een inmiddels politiek incorrect individu met een witte baard en een vooralsnog zwarte helper de daken onveilig en onze kinderen gelukkig maakt. Dat gebeurt elk jaar zo, wanneer de zon vroeger en steeds roodgloeiender ('Kijk! Sinterklaas bakt speculaas!') aan de horizon verdwijnt. De Sint moet dan met zijn stramme knoken weer op pad, maar het ziet er naar uit dat de heilige man binnenkort zijn kindvriendelijke klussen alleen zal moeten klaren. Zijn personeelsbestand wordt momenteel door de VN doorgelicht. Racistisch heet het. Stel je voor dat je een eeuwenlange traditie bent met een lange witte baard en al sinds mensenheugenis een beroep doet op een gekleurde helper die voor jou de pakjes door de schouw douwt. Je doet dat monkelend, met een goedkeurend glimlachje rond de lippen, want je weet dat 's morgens de kinderharten weer wat sneller kloppend en met verrukte kreetjes je cadeautjes in ontvangst zullen nemen. Mooi toch? Maar blije kinderen of niet, deze moderne tijd heeft het niet zo begrepen op de huidskleur van je vriend Piet. En ook niet op het feit dat hij 'Pieterman knecht' genoemd wordt. En ook niet op de witte schimmel waarop je rijdt, terwijl die arme Piet al het werk moet doen. En...

Het lokte de voorbije week een oeverloze en soms verbijsterende discussie uit met voor- en tegenstanders, met allerhande verklaringen over waarom Piet nu net zwart is (‘van het roet, toch?’), met georganiseerde facebookacties en een heuse Pietitie om onze traditioneel goedheilig man te steunen. Of om hem net nog meer in een racistisch daglicht te stellen. Wat in deze discussie zwaar over het hoofd gezien werd, is dat de hele Sinterklaasviering tot de folklore behoort. Folklore maakt deel uit van ons cultureel erfgoed en dat hoort beschermd te worden. Het hele Sinterklaasgebeuren stamt uit de tijden dat ouders niet de financiële middelen hadden hun kroost (overigens veel talrijker dan nu) om de haverklap van nieuw speel- en snoepgoed te voorzien. Daarom was het grote kinderfeest op Sinterklaasavond een welgekomen oplossing, waar zowel ouders als het jonge volkje reikhalzend naar uitkeken. Pas rond 1850 kreeg het Sinterklaasfeest het iconografisch karakter dat vandaag de dag zo erg onder vuur ligt. Jan Schenkman, een Amsterdams onderwijzer, publiceerde toen een humoristisch prentenboekje dat hij 'Sint Nicolaas en zijn knecht' noemde. En ja, dat werkje is volledig geworteld in de koloniale traditie die er toen nog was. Enne… laat het duidelijk zijn, die koloniale geschiedenis is niet altijd fraai, weten we. Misschien zijn er van onze gezagsdragers zelfs officiële excuses nodig aan grote groepen vroeger gekolonialiseerde volkeren over de pijnlijke gebeurtenissen die toen hebben plaatsgehad. Laten we daar maar niet flauw over doen. Maar of daarom de hele Sinterklaasvreugd op de helling moet gezet worden? Hopelijk blijft het een storm in een glas water.

Dat laatste is zeker niet het geval voor een andere situatie die een beetje spijtig en volledig onterecht verdween tussen de plooien van het Sinterklaasdebat. Ik las erover in de opiniepagina’s van De Standaard. Wat blijkt? In het derde klasje van het gemeenteschooltje van Herent proberen momenteel drie Burundese zusjes aan een nieuw leven te bouwen. Ze zijn volledig legaal in ons land, werden door de VN in België ondergebracht nadat ze met hun ouders jarenlang in mensonwaardige omstandigheden in een vluchtelingenkamp verbleven. Blijkt dat de zusjes in het schooltje dag na dag gediscrimineerd worden. Gevolg van o.a. een actie van sommige ouders die vrezen dat het peil van het klasje door de aanwezigheid van de drie meisjes zal dalen. Schrijft een bezorgde vader (gelukkig zijn er die ook) onder de titel 'Help, een "neger" in de klas': ‘Beeld je eens in. Je leeft al je hele jonge leven in een tent. Tussen duizenden andere tenten met tienduizenden andere mensen. Op de vlucht in een vreemd land. Je bent blij als je één kleine maaltijd per dag krijgt, dezelfde maaltijd als die van gisteren en hopelijk ook die van morgen. Dan word je naar een ander land gebracht waar niemand je taal spreekt. Je bent overdonderd door de luxe, je begrijpt het niet. Proper water en elektriciteit. Drie, soms vier maaltijden per dag. Speelgoed! Je mag naar school, nieuwe vriendjes maken. Eindelijk leren. En dan kom je in de klas en blijken er mensen te zijn die niet naast je willen zitten vanwege de kleur van je huid en de taal die je (niet) spreekt. Dan kun je op de speelplaats niet meespelen, omdat een paar bazige kinderen beslissen dat er in hun team geen plaats voor je is vanwege je uiterlijk. Wat gaat er dan door je heen? Waar sta je dan, met je lekkere maaltijd en je warme bad?’

Kijk, daar word ik nu sprakeloos en boos van. Dringende actie lijkt me hier meer dan nodig. Misschien kunnen we beginnen met de drie meisjes een Sinterklaasfeest te serveren om u tegen te zeggen?

02-10-2013 14:09

Royalty Watcher


Voor de royalty watchers onder jullie zijn dit voorzeker spannende tijden, lezers. Ikzelf blijf nog altijd verstoken van enige nieuwsgierigheid naar het doen en laten van onze koninklijke familie. Ik lees er niets over in de ‘boekskes’ als ik op bezoek ben bij mijn kapper, tandarts of huisdokter en ook in de meer ernstige media kan dit thema me maar matig interesseren. Maar voor velen blijken de vorst en zijn gemalin, hun kinderen, hun ouders, broer en zus, schoonbroer en schoonzus een bijna onuitputtelijke bron van... Ja, waarvan eigenlijk? Interesse, empathie, meeleven, medelijden? Ik weet het niet, maar wat ik wel weet is dat iedere stap die het vorstelijk paar en zijn entourage vroeger en nu buiten de beslotenheid van het koninklijk paleis zette en zet, mag rekenen op de ruime belangstelling van de bevolking en de media van dit land.

Nog maar net hadden we - op de nationale feestdag dan nog - een historische abdicatie annex troonopvolging met eedaflegging achter de rug of de openbare omroep kondigde aan dat zij een kwalitatief hoogstaande fictiereeks over de abdicerende vorst hadden ingeblikt. Die is inmiddels elke zondagavond te bewonderen op de buis onder de titel Albert II. Ik geef toe: deze keer kan ik het toch niet laten te kijken. Zoals te verwachten viel werden de eerste drie afleveringen massaal becommentarieerd. Sommigen vinden het - en ik citeer: 'een ontroerend portret van het lief en leed van de koninklijke familie.' Anderen hebben het over FC De Kampioenen in een vreemde setting. De VRT zelf vindt het dus kwaliteitsvolle fictie ‘binnen historische krijtlijnen’, waaraan een hoop research voorafgegaan is. Maar: onze openbare omroep is bevooroordeeld, roepen de tegenstanders. Een oratio pro domo, want kijk naar de kramikkige dialogen, naar de amateuristische grime, naar… Vooral het argument dat het om fictie zou gaan, begrijp ik niet zo goed. Ik zei al dat ik geen royalty watcher ben, edoch heb ik nog niets gezien dat ik niet al eens - het weze zijdelings - gezien of gehoord had. Hoe fictief is deze reeks dan wel? Zelf vind ik het eerder een amusante poppenkast met karikaturen van personages die ons de indruk willen geven dat we wekelijks een uurtje achter de schermen van het paleis mogen kijken. Ik vermoed dan ook dat het gegniffel in de doorsnee Vlaamse huiskamer niet uit de lucht is, vooral wanneer BV’s als Jean-Luc D. uit V., Guy V. uit G. en recent nog Wendy V. uit O. hun opwachting maken. Deze laatste vond het zelfs nodig via haar man de scenaristen een klacht voor laster en eerroof aan de broek te smeren wegens een onverholen insinuatie aan haar adres in de derde aflevering. Inmiddels viel het wel mee met die klacht en werd de zaak in der minne geregeld, maar de affaire was weer enkele dagen smullen voor de media die breedvoerig over het incident berichtten. Opnieuw: als dit toch fictie is, waarop baseerden Franske en zijn ex-zangeres zich dan? En waarom excuseerde de VRT zich dan zo vlug en uitvoerig bij Wendy en haar entourage? Het moge duidelijk zijn: het fictieniveau van deze serie ligt duidelijk onder het vriespunt op de mediatieke thermometer en moet vooral gezocht worden in de karikaturale manier waarop mensen uit de koninklijke kringen hier dramatisch (in alle betekenissen van het woord) gestalte krijgen.

En nog nieuws uit de royaltywereld. Nog maar net had nieuwbakken koningin Mathilde laten weten dat de aansprekingsvorm die het best bij haar past in de toekomst 'majesteit' zou zijn en niet 'mevrouw' zoals bij haar voorgangsters of ze kwam al samen met haar gemaal een blijde intrede doen in onze provinciehoofdstad. Bent u gaan kijken? Ik niet, wegens... ja wegens wat? Teveel staatsie en protocol? Teveel publiek op een te klein parcours? Te weinig authenticiteit? 's Avonds op tv zag ik onze vorsten, stralend en gelukkig in een fris herfstzonnetje voor een enthousiast publiek (hoofdzakelijk erg jonge en eerder oude) fans over het Stadhuisplein wandelen. Ik vond niet dat ik iets gemist had. Maar dat zal wel aan mezelf liggen.

Laat ik besluiten met de constatering dat zich in dit land momenteel een vreemd dilemma afspeelt. Het noordelijke gedeelte van het land, dat volgens het zuidelijk deel ervan de monarchie liever kwijt is dan rijk, loopt storm voor alles wat met ons vorstendom te maken heeft. Het zuidelijk deel van ons land dat volgens het noordelijke deel ervan té koningsgezind zou zijn, blijft (voorlopig) apathisch. Geen massale toeloop bij een koningsbezoek, geen ronkende koppen in de plaatselijke pers, geen ‘hoogstaande fictie’ over koninklijke onderwerpen. Van het zuidelijk front, geen nieuws, zo lijkt het wel... Nu nog even afwachten of de blijde intrede van onze vorsten in Antwerpen mijn aanvoelen bevestigt of net ontkent. Ondertussen begrijp ik er echt niet veel meer van. Maar ik zei het al: ik ben dan ook een allerbelabberdst royalty watcher.

04-09-2013 13:55

Unanimisme


Ik zit weer in de collegezaal in Leuven op een mooie lenteochtend in mei zo'n veertig jaar geleden. Professor Janssens legt uit wat unanimisme is en past het begrip toe op de poëzie van Paul Van Ostayen. Janssens is zeker niet mijn meest geliefde prof. Paul Van Ostayen is zeker wél een van mijn geliefde dichters. Unanimisme dus. Una anima. Één ziel. Het feit dat een groep zich anders gedraagt dan de individuele leden van die groep. Of: iedere groep heeft een ziel die uniek is en anders dan de optelsom van de zielen van de individuen die er deel van uitmaken. Hij past het nieuwe begrip toe op de dichtbundel 'Bezette Stad' waarin de gruwel van de grote oorlog typografisch gestalte kreeg: gebroken woorden, kapotte zinnen, sloganeske verzen, ogenschijnlijk betekenisloos. Naast me hoor ik een studiegenoot diep en gemeend zuchten. Waar haalt hij het toch?

Even een sprongetje in de tijd. Vorig jaar op 15 augustus zat ik met mijn broer en ons beider zonen in een afgeladen vol Koning Boudewijnstadion. De Rode Duivels speelden een oefenwedstrijd tegen Nederland. Omdat mijn broer en zijn zoon al jarenlang in Utrecht verblijven, leek me dit een leuk idee voor een gezamenlijk uitstapje in de lage landen. Dus vlug kaartjes gereserveerd. Dat kon alleen via een Duivelssupportersclub en wij dus met de bus mee naar Brussel. Op die bus vielen we al danig uit de toon, want het hele gezelschap - behalve wij - droeg de gekende rode shirts, inclusief rugnummer en naam van één van de Belgische sterren. Vincent Kompany leek alom aanwezig. Dat euvel werd snel verholpen: we kregen een Jupilershirtje (gratis bij twee bakken bier, maar mét Brazilië 2014 op de rug) en hoorden er nu echt bij. De stamkleuren waren gered. Verder werd er vooral veel gedronken op de bus, iets wat we ook niet gewoon zijn. We voelden ons even in dat bekende dorpje van Obelix en Asterix waar de dappere en gezellige Gallische stamgenoten zich ook vol toverdrank gieten voor ze zich opmaken voor hun obligate gevecht met de Romeinen. In het stadion maakten we kennis met nog zo'n veertigduizend krijgers die maar één ding wilden: de scalp van de vijand, in dit geval de 'Ollanders. Ruim voor het begin van de match werd dat
gevoel duidelijk en luidruchtig geventileerd. Toen de ploegen op het veld kwamen, steeg het geluidsniveau in het stadion pas echt tot tyfoonkracht. En toen de nationale volksliederen gespeeld worden, werd het Wilhelmus volledig overstemd door boegeroep en gefluit. Mijn neefje met zijn volledig Nederlandse roots keek er vreemd van op. En ook wij, broederlijke vaders vonden het volledig opgepast. Niet enkel omdat we het Wilhelmus met voorsprong de mooiste nationale hymne vinden (en dat niet alleen in vergelijking met de Brabançonne), maar ook omdat je enig respect mag betonen voor de tegenstander. Toch? Hoe het afgelopen is, weten we. De Duivels wonnen en blijven winnen en telkens werden in Brussel ook de nationale volksliederen van Kroatië, Schotland, Macedonië en onlangs nog Frankrijk hartstochtelijk uitgefloten. Beschamend. Nu ook in de ogen van de spelers en hun coach, die ook vinden dat hun supporters er nu mee mogen ophouden. Maar of dat zal gebeuren?
Wat bezielt ons trouwens dat we al bij een simpele voetbalwedstrijd - al dan niet met inzet - de tegenstander moeten kleineren vooraleer we aan het echte werk beginnen? Een ex-coryfee van de Duivels die nu als analist een boterham bijverdient, meende na België-Frankrijk dat er in het veertigduizendkoppige publiek maar tienduizend echte voetbalkenners zitten. De rest zou komen voor de kick. Om erbij te zijn, te roepen en te schreeuwen. In hun argeloosheid zouden ze zich hypernationalistisch gedragen en daar hoort de vernedering van de tegenstander bij. Zei hij. Nou moe!
Ikzelf moest bij dit alles terugdenken aan het unanimisme van Janssens. Eens in groep kun je de vreemdste dingen verwachten van de medemens. De geschiedenis toonde en toont er ons legio voorbeelden van. Denk óók aan Irak. Aan Syrië. Aan Egypte. Ondertussen hebben we ook Pukkelpop weer achter de kiezen, ook een massa-event. Het grootste gedeelte van de aanwezigen daar zit inmiddels alweer op de schoolbanken, het toegangsbandje als tribal trophy fier nog rond de pols. Ik herinner me van achter mijn televisietoestel vooral de weiden als wiegende zeeën vol enigszins verdwaasde (?) jongeren. Ook daar dezelfde ingrediënten: extravagante outfits, veel drank, drugs ook misschien, veel lawaai, meezingen, openlijk je goed- of afkeuring tonen. Een jonge bezoekster verklaart voor tv dat zij het leuk vindt dat je na twee dagen zelfs hetzelfde ruikt als je festivalgenoten. Massahysterie. Unanimisme dus.
02-08-2013 13:54

Namen noemen


Komkommertijd? Nee, hoor. Een mondiaal legertje fotografen, cameralui en journalisten allerhande voor de ingang van het Saint Mary’s Hospital in Paddington, een Londens ziekenhuis waar George Alexander Louis weliswaar al twee dagen eerder, maar toen nog naamloos, het leven zag… Dat beeld hebben we de voorbije week herhaaldelijk op ons televisiescherm gezien. Dag en nacht werd er patrouille gelopen, de camera’s continu gericht op de voordeur, om zeker geen glimp te missen van het neusje van de nieuwste Britse troonopvolger. Toen de baby van Kate en William eindelijk geboren werd (hoera, het is een mannetje), was er geen naam. Daar werd aan gewerkt, vertelde een vertegenwoordiger van het Britse koningshuis (geeft je meteen een idee wat daar als werken beschouwd wordt) én de Queen herself moest er haar toestemming voor geven. Uiteindelijk werd het dus George, zoals overigens voorspeld was door zowat alle gokkantoren in het UK, Ladbrokes voorop. Met deze naamgeving na slechts twee dagen vestigde het Britse koningshuis overigens een nieuw snelheidsrecord. De naam van Georges vader, William, werd in 1982 pas na een week bekend gemaakt. In 1948 deed het koningshuis er nog een schepje bovenop, want toen Charles, Georges grootvader, geboren werd, duurde het een volle maand vooraleer diens naam wereldkundig werd gemaakt. Namen spelen dus blijkbaar een belangrijke rol in het leven van mensen met blauw bloed in de aderen.

Ook bij ons konden we daar de voorbije weken over meepraten. Want nog maar net was bekend dat onze vorst Albert II zou abdiceren (mooi belgicisme, toch?) of het parlement moest zich al buigen over het probleem van de correcte spelling van de naam van de nieuwe koning. Zou het nu Koning Filip worden of Koning Philippe? Want wie wetten moet ondertekenen kan dat slechts onder één naam doen, zo meldde een woordvoerder van het paleis. Zelf wilde de nieuwe vorst graag kiezen voor de naam zoals hij gespeld werd in zijn geboorteakte, Philippe dus. Inderhaast heb ik toen thuis een gokkantoortje opgericht om de uitslag van deze halszaak te voorspellen: Philippe, tien tegen één; Filip tien tegen één; beide spellingen (naargelang het om Nederlandstalige of Franstalige wetten gaat) één tegen één. Ik heb er een aardige zakcent aan overgehouden, want de Kamercommissie Justitie, in spoedberaad samengekomen, koos inderdaad voor het compromis. Waarmee de zaak, waarvan iedere Belg wellicht enkele nachten niet geslapen heeft, definitief beslecht was.

Maar hoe zou het ondertussen gaan met Karel en Marijke Winkels? Zij verwachten een nieuwe wereldburger en mogen die binnenkort een naam geven. Hun beider naam, want onlangs besliste de federale regering dat de familienaam van de vader, van de moeder of van beiden als familienaam gebruikt mag worden. Daarmee hielp de minister van justitie een vrouwonvriendelijke situatie uit de weg die al sinds de 13e eeuw bestond en die door de Code Napoléon wettelijk werd: een kind moest altijd de naam van de vader dragen. Terwijl vrouwen toch geen tweederangsburgers zijn? Bovendien bleek een systeem met dubbele familienamen op het Iberisch schiereiland perfect te werken. Tot zover alles in orde, maar als je de situatie doortrekt in de toekomst en eens gaat becijferen hoe kinderen met een dubbele familienaam hun kinderen moeten gaan noemen, kom je terecht bij liefst twaalf mogelijke combinaties. Alle namen mogen immers gecombineerd worden op voorwaarde dat ieder ouder maar één deel van zijn (eventueel dubbele) familienaam doorgeeft en dat ieder kind maximaal twee namen krijgt… Ingewikkeld? Jawel, dat vinden Karel en Marijke ook. Stel dat hun jongste kind een jongen is, dan willen ze hem de voornaam Andy geven. Maar dan? Andy Winkels? Andy Luyten? Andy Winkels-Luyten? Nomen est omen (‘de naam is een voorteken’) wisten onze voorouders al, want met deze laatste naam begin je best geen elektrohandel, toch?

Wat me naadloos brengt bij de lijstjes schaamnamen die nu al op het internet circuleren en die gebaseerd zijn op bestaande, vers uit het telefoonboek geplukte naamcombinaties, weliswaar vooral in Nederland. Of wat dachten jullie van Henny Specken-Boonen, van Ludo Post-Vangisteren, van Ben Schoonen-Jonghen?

02-07-2013 13:53

Voorkruipvakantie


Nu de Fyra definitief een dure voetnoot is in een bestoft boek en nooit meer op de sporen zal komen in de Lage Landen, vertrekt zowat de halve natie een week te vroeg met vakantie. Ik schrijf dit stukje op woensdag van de laatste week van de voorbije maand juni en gisteren zag ik tijdens het Journaal in Zaventem een nieuw type verkeersellende. Kilometerlange trolleyfiles, met aan ieder bagagekarretje trouw steeds een vader, moeder en minstens één schoolgaand kind. Cameraploeg erbij dus maar, want dit blijkt groot nieuws in deze kommervolle zomer. Waarom ze het doen, wil de journaliste weten. ‘We sparen wel 1800 euri uit, want we zijn met zijn zessen,’ balkt een zonnebankmama die de volgende dagen met haar familie naar Barcelona en vandaar naar Zuid-Amerika vliegt. De blitse zonnebril staat al modieus in de bruine haarlokken, klaar om het gevecht met de vakantiezon aan te gaan. ‘Op school is er toch niets meer te doen,’ voegt ze er nog breed glimlachend aan toe. ‘En de huisdokter heeft een briefje geschreven. Dat moest van de minister.’ Een andere familie die popelend wacht op een transfer naar de Azoren vindt bij monde van papa dat dochter- en zoonlief een heel jaar hard hun best gedaan hebben op school en zo’n uitje wel verdienen. Een mooiere redenering die (opzettelijk?) naast de bal trapt kun je moeilijk bedenken, want niemand misgunt kinderen hun verdiende vakantiereisje, alleen: waarom moet die nu, één week voor het reguliere einde van het schooljaar al beginnen? Toch? Wil ook de geïnteresseerde journaliste weten. Blijkt er toch nog enige twijfel te bestaan. ‘We hebben een vriendelijk briefje geschreven naar de school en we hopen maar dat de kinderen hierdoor volgend schooljaar niet in de problemen komen,’ zegt de mama aarzelend. Weer naast de kwestie, want: zouden scholen écht soms wraak nemen omwille van de vervroegde uittreding van hun pupillen? Ik weet met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid van niet, want dan zouden ze als opvoedingsinrichting wel een héél negatief signaal geven.

Spijtig genoeg geven sommige eerstelijnsopvoeders - die de ouders toch nog altijd zijn - dat negatieve signaal dus wel. Eigenlijk zeggen ze zonder er veel echte argumenten voor te gebruiken dat ze slechts matig tot niet geïnteresseerd zijn in ‘den uitslag’ (lees: het rapport) van hun nog schoolgaande kroost. Bovendien is hun vervroegde vakantietrek een uiting van een gebrek aan respect voor de werkzaamheden die een school nu eenmaal de laatste week van het schooljaar moet uitvoeren: op een verantwoorde manier beslissen of een leerling met goed gevolg een hoger studiejaar aankan. Die verplichte deliberaties stellen de scholen en de minister voor een schier onoplosbaar dilemma. Delibereren kan alleen als je de leerkrachten van een bepaalde klas samen aan één tafel zet. En als je dat doet, hebben die leerkrachten geen tijd meer voor leerlingenbegeleiding en dat is nu net wat de ouders willen. Je moet dus kiezen tussen twee kwalen en meestal resulteert dat in een week extra vakantie-die-nog-net-geen-vakantie-is. Hoe ga je daar in hemelsnaam mee om? Blijkbaar vindt een aantal ouders (zelfs die van al wat oudere kinderen) het geen leuk vooruitzicht dat zoon- of dochterlief een weekje alleen moet thuisblijven terwijl zij nog elke morgen naar het werk moeten. De school als kinderopvang, inderdaad. En onze tour operators spelen de twijfel aardig in de hand met kortingen tot einde juni die tijdens de echte vakantie plots niet meer kunnen. Het is zelfs kwalijk te noemen dat ze enkele weken geleden in hun advertenties en reclameboodschappen de twijfelaars nog een extra zetje gaven met de onverholen hint dat de huisdokter het probleempje wel kon oplossen.

Ja, hoe zit dat trouwens met die lijfartsen van ons? Ook zij zitten blijkbaar zeer met de zaak verveeld, want zij worden onder druk gezet, zeggen ze, door hun patiënten. Bovendien vinden ze dat de minister dit varkentje maar zelf moet wassen. Hij besliste immers – een jaar geleden al en dus een beetje voorbarig, dat wel – dat afwezigheden de laatste week van het schooljaar met een ‘echt’ doktersbriefje moesten gestaafd worden. De minister moet het dus stellen zonder de medewerking van hert artsengild in dit land, want weerstaan aan de chantage van de vroegste vakantiegangers vinden ze te moeilijk. Ook dit riekt een beetje kwalijk. Ziek is ziek, toch? En hoezo, chantage en druk?

Zo pikt iedereen op zijn manier zijn graantje mee van deze wat zieke eindeschooljaarsperiode: de kinderen, de ouders, de reisbureaus, de tour operators, de huisdokters… Waarom dan niet een Walibi-oplossing verzonnen en een voorkruippasje verkocht voor hen die het land en de school voortijdig willen verlaten? Al wordt dit voorstel me een beetje boosaardig ingegeven door het sarcastische wezentje ergens diep in mij dat heimwee heeft naar de tijd dat de school nog echt de school was en de grote vakantie op 1 juli begon.

06-06-2013 13:51

Cleopatra en Angelina


De wereldliteratuur - van Homeros tot nu - wordt bevolkt met mooie vrouwen en de tragiek die vaak verweven is met hun schoonheid. Emma Bovary, Anna Karenina, Molly Bloom, Constance Chatterley, Clarissa Dalloway… we kennen ze wel. Om Helena, mooiste vrouw van Griekenland, werd tien jaar lang de Trojaanse oorlog uitgevochten, leerden we op school. En Vergilius beschreef uitvoerig de schoonheid van Dido, koningin van Carthago, die verliefd op Aeneas, uit liefdesverdriet zelfmoord pleegde. Een aparte plaats in het rijtje wordt toebedeeld aan Cleopatra, koningin van Egypte, en wel omdat zij vrijwel de enige is die vaak geassocieerd wordt met een schoonheidsgebrek. Zij had immers een te grote neus. Blaise Pascal beweerde ooit dat de neus van Cleopatra, als ze korter was geweest, het hele aanzien van de wereld zou veranderd hebben. Daarmee bedoelde hij dat kleine oorzaken grote gevolgen kunnen hebben. Cleopatra had dan wel een neus die wellicht niet het toppunt van schoonheid was, maar net dat schoonheidsgebrek maakte haar aantrekkelijk voor de toenmalige groten der aarde: Julius Caesar en Marcus Antonius. Wie zal zeggen of Marcus Antonius wel op haar verliefd zou geworden zijn als ze een snoezig wipneusje had gehad? En of hij dan in de slag bij Actium de steven zou gewend hebben om zijn geliefde te volgen?

 Enkele weken geleden werd zelfs Cleopatra plots een beetje bleek rond de neus… Angelina Jolie, weliswaar geen ‘wereldliteratuur’-schoonheid, maar volgens kenners wél de mooiste vrouw ter wereld, maakte op 14 mei op een opiniepagina in The New York Times bekend dat ze haar borsten preventief had laten amputeren om het risico op borstkanker te verminderen. De schoonheid en het leven bedreigd door de sluipmoordenaar die kanker heet… Tragisch en het overkomt meer stervelingen, maar was in dit geval de therapie niet erger dan de (overigens nog niet opgedoken) kwaal? Jolie zorgde in haar bericht zelf voor enige toelichting. Voor de emo-gevoeligen onder ons: zij wenst zo lang mogelijk in leven te blijven om voor haar kinderen te blijven zorgen. Voor de geneeskundige techneuten onder ons: door een mutatie in het BRCA1-gen had zij een kans van 87% om borstkanker te krijgen, na de mastectomie is dit gezakt tot onder de 5%.

Mijn eerste reactie was er een van begrip, want uiteraard is het motief dat Jolie aanhaalt  nobel te noemen. Immers, wat moeten kinderen zonder moeder (of vader) in deze verwarrende en hectische tijden? Toch blijft er iets in me knagen. Ergens achterin mijn hersenpan piept een angstig stemmetje dat zich afvraagt wat ik - weliswaar als man - zou kunnen laten verwijderen om zoals Jolie te verhinderen dat mijn (klein)kinderen (groot)vaderloos in deze lepe wereld moeten ronddolen. Longen? Hart? Prostaat? Hersenen? Misschien moest ik maar eens uitkijken naar een moderne medicijnman die mijn (nood)lot preventief wil wegsnijden, al zal dat wel helemaal onmogelijk en dus onbetaalbaar blijken.

Daarnaast kun je je de vraag stellen waarom Jolies dilemma zo levensgroot in de wereldpers moest. Om het onderwerp ruimer bespreekbaar te maken, om andere vrouwen te waarschuwen voor de tikkende tijdbom waarmee ze in de bloes lopen, om… Natuurlijk, openheid en duidelijkheid zijn – vooral rond problematische thema’s zoals ziekte en dood – zeker een pluspunt. Probleem is echter dat hier toch ook wel een aardig brokje hypocrisie en discriminatie om het hoekje komt loeren. Hoeveel procent van de vrouwen die mogelijk met hetzelfde risico rondlopen zouden zich een behandeling-à-la-Jolie kunnen veroorloven? Voor de vrouwen met het risico op borstkanker in de sloppenwijken bij een Zuid-Amerikaanse megastad of in de arme hutjes zonder stromend water ergens in een Afrikaans broussedorp zijn er geen peperdure preventieve tests, zijn er geen heelkundige ingrepen, geen implantaten, geen postoperatieve therapieën. De keuze die Jolie maakte, lijkt me die van een steenrijke, door het lot begunstigde en maatschappelijk geprivilegieerde diva. En ergens besluipt me ook nog het ongemakkelijk gevoel dat de commerciële belangen van medische instellingen, implantaatfabrikanten, plastische chirurgie-goeroes en andere wonderdoktoors wel eens erg gediend zouden kunnen zijn met de outing van een celebrity zoals Angelina Jolie.

Ten slotte is er nog het ethische aspect van de ingreep. Daarover kun je van mening verschillen. Ik wil hier geen zeker geen welles-nietes-spelletje over beginnen, maar kadert Angelina Jolies beslissing om zelf in te grijpen in haar bestaan en haar leven te verlengen met een drastische ingreep (die haar vrouw zijn op een ingrijpende manier aantast, toch?) niet een beetje té veel in de moderne mythe dat de moderne mens maakbaar zou zijn? Via de hoge vlucht van de plastische chirurgie en de steeds verder gaande mogelijkheden die de wetenschap ons biedt, waant de mens zich een beetje God zelve, die naar eigen inzicht, behoefte en voorkeur kan ingrijpen in zijn eigen natuurlijke beperkingen, of het nu om een te grote neus gaat of een dodelijke ziekte. Terwijl we toch, diep in ons binnenste, weten dat in deze wereld en in dit leven niets perfect is… Behalve de wetmatigheid van de natuur dan: die is perfect!

09-05-2013 13:48

Belletrie voor dummies


Nee, boeken met een verhaaltje erin, romans dus, las ze niet meer. Dat verbaasde me hogelijk, want ze had een gedegen opleiding tot germanist genoten, haar hele leven in het onderwijs gestaan en daar een onkreukbare reputatie als leerkracht-die-haar-leerlingen-leerde-lezen opgebouwd. Het moderne vrouwelijk pendant van Hendrik Conscience zeg maar, compleet met discussie-uur en literatuurfiche… En daar was dus nu, een oppensioenstelling en een echtscheiding later, een eind aangekomen. Wat ze dan nu wel las, vroeg ik zo neutraal mogelijk. ‘Nou, boeken waar ik iets uit leer. Over nieuwe uitvindingen en zo. Hoe mijn iPhone werkt, of een praktische gids bloemschikken. Ja dat ook.’ Plots wist ik wat me opgevallen was toen ik haar nieuwe flatje betreden had: de boekenrekken waren weg! Het voelde aan als verraad: jarenlang hadden we dezelfde passie van het betere boek gedeeld en daar was nu blijkbaar een eind aan gekomen. ‘Waarom?’ vroeg ik me hardop af, terwijl ik haar new age interieur overschouwde. Grote, kaal aanvoelende woonkamer met leren bankstel, flatscreen televisietoestel, tafel en vier stoelen. Compleet met een schuifwand in glas. Geen schilderijtje aan de muur. Ook geen tapijt op de vloer. Maar in een hoek wel een designkrantenbak… En uitgerekend in die krantenbak lag naast enkele reclamebladen en gelukkig ook een recent exemplaar van De Standaard welgeteld één boek valsgeel opvallend te wezen. Kwantummechanica voor Dummies. Je kent die reeks wel…

‘Verbaast het je?’ vroeg ze. En omdat ik wellicht niet snel genoeg antwoordde, volgde er: ‘Weet je, ik moest dringend van die boeken af. En geef nu toe, veel nieuws valt er in de literaire wereld niet meer te beleven. We hebben niet eens nog een topauteur in Vlaanderen… Waarom zou ik daar nog tijd in steken?’ Ik antwoordde met een Engelse dooddoener: ‘A thing of beauty is a joy forever, misschien? Ik kon me wel voor het hoofd slaan. Waarom schoot me uitgerekend nú dit vers van Keats door het hoofd? Paste helemaal niet in het profiel van iemand die net de bellettrie vermoord had. Dus veranderde ze met een ironisch glimlachje van onderwerp: ‘Wil je een kop koffie?’ en de rest van het uurtje bezoek brachten we door met het uitwisselen van platitudes over het weer (‘gevolg van de opwarming van de planeet’), waar ze met vakantie zou gaan (‘Spanje, tuurlijk!’) en hoe hard we toentertijd wel niet gelachen hadden met die prof in Leuven die alle gedichten van Rimbaud en Verlaine zomaar uit het hoofd kon reciteren en ze zonder boek ter plekke nog kon analyseren ook… Hoe heette die vakidioot ook alweer? Westerlinck? Albert, juist ja.

Op weg naar huis bleef mijn schromelijk gebrek aan reactie op de hamvraag die ze gesteld had me parten spelen… Waarom zou ik nog tijd steken in literatuur? En plots werd ik als altijd weer de eloquente verdediger van de schone letteren. Verzon ik zo ter plekke een tiental redenen waarom je als rechtgeaard mens – niet eens alleen maar als filoloog – af en toe een goede roman moet lezen. Want. Literatuur helpt me meer gevoel en empathie ontwikkelen voor alle levende wezens: mensen, dieren en planten. Of: literatuur helpt me het leven en de wereld te verkennen en te begrijpen vanuit een cultureel, filosofisch, religieus en historisch oogpunt… Literatuur helpt me groeien als mens in zowat alle opzichten. Via een goed boek kan ik in contact komen met menselijke dromen en probleemsituaties die ik anders nooit zou kennen. En soms lees ik een boek alleen maar omdat het mooi is, om de esthetiek van de tekst, omwille van de taalvirtuositeit van de auteur, die ik zelf niet heb, maar die me in bewondering doet staan… Mateloos. Ik had bovendien een lans kunnen – moeten? – breken voor de zinvolheid van het lezen van verhalen over mensen in andere landen en tijden, want net die verhalen voeden de nieuwsgierigheid die ik als mens nodig hebt om het leven te over-leven. Met David Mitchel had ik kunnen betogen dat de prachtigste kathedraal of de heiligste tempel zonder de verhalen van hen die een groot deel van hun leven wijdden aan de bouw ervan, weinig meer is dan een artistiek gestapelde hoop stenen. Wie waren ze? Hoe bouwden ze? Waarin geloofden ze? Hoe aten en dronken ze? Hoe hadden ze lief en hoe gingen ze om met het noodlot, met nacht en ontij? Bellettrie voor Dummies?

03-04-2013 13:47

Allez vooruit!


Allez vooruit!, zegt mijn goede vriend wel eens als hij iets van lange adem onverhoopt toch tot een goed einde ziet komen. Als we naar het voetbal gaan kijken en ons favoriete ploegje in de tweede minuut van de extra toegevoegde tijd toch nog de drie punten uit de brand sleept, bijvoorbeeld. Of als we na een avondje doorzakken in de kroeg uiteindelijk besluiten nog een koffietje te drinken en dan naar huis te gaan…
Allez vooruit! We zijn ondertussen weer verlost van de hype dat Hasselaren het aan hun stand verplicht zijn de slimste gemeente (stad!) van Vlaanderen te worden. Na een behoorlijk desastreuze voorronde in het slimste Vier-programma die de Hasseltse ploeg wist te winnen dank zij de inbreng van één van de hele goeie quizzers waarmee de burgemeester zich had weten te omringen, leek hetzelfde scenario zich in de weekfinale (quel mot!) te herhalen. Maarten ging er weer vol tegenaan om het ontstellend laag soortgelijk gewicht van de hersencellen van zijn collega’s te compenseren, toen hij op Leif Hoste botste en er een definitief einde kwam aan het Hasselts sprookje. Leif wie? Leif Hoste! Dat blijkt een flandrien te zijn die tijdens Parijs-Roubaix in 2004 in een vlucht met Tom Boonen (hé, die ken ik wel!)  een vlag (ik mag hopen dat het een Vlaamse leeuw was) in zijn achterwiel kreeg… En daardoor de wedstrijd verloor, oh drama. Wie dat niet onthouden heeft, moet ernstig beginnen twijfelen aan zijn intellectuele capaciteiten, zo blijkt nu bijna tien jaar later. Er zaten echter zwaardere feilen in het pakketje parate kennis waarmee de burgemeester en zijn twee assistenten twee uur lang op tv uitpakten op weg naar de begeerde titel van slimste gemeente van Vlaanderen. Je kunt je natuurlijk de vraag stellen of je slim bent als je een jeugdversie van Britney Spears  of actrice Nathalie Portman na een facelift herkent op een foto, maar als je niet weet dat mannen meer hersencellen hebben dan vrouwen, ja dan…
Allez vooruit! In Gent is dan weer een einde gekomen aan het zoveelste ‘proces van de eeuw’. Na dat van de parachutemoord met Els Clottemans en de Lunamoord met Hans Van Temsche (beide processen staan al in de online-encyclopedie Wikipedia, wat ongetwijfeld in de toekomst wel enkele quizvragen zal opleveren, godbetert), was het de voorbije weken de beurt aan Kim De Gelder. Vrijdagavond zeven uur was het toen het verdict viel en de dader toerekeningsvatbaar bleek en dus tot levenslang werd veroordeeld. Een zucht van opluchting was nationaal voelbaar in alle huiskamers. Op het scherm werden breedlachende familieleden van de slachtoffers geïnterviewd en ook de onvermijdelijke, want meest bekende strafpleiter van het land werd gevraagd zijn duit in het zakje te doen. Wat hij zoals altijd met veel verve deed. Hij was moe, zei hij, maar ook diep tevreden… Mij moet het toch van het hart dat de wekenlange speculaties in de kranten, de uren zendtijd die zo’n proces op radio en tv wegvreet en de emo-backgroundreportages alom me opzadelen met een misselijkmakend gevoel. Natuurlijk vind ook ik het erg als een (blijkbaar gestoorde) jongeman doet wat hij gedaan heeft. Natuurlijk verdient hij ook voor mij de strengste straf voor zijn misdaad. Maar moeten we zo nodig met zijn allen wekenlang bezig zijn met de vraag of hij het wel echt meent als hij zegt dat hij spijt heeft van de gebeurtenissen die niet enkel zijn leven drastisch hebben veranderd? De mens is van nature voyeuristisch en sensatiegevoelig, maar zo’n rechtszaak leidt in dit geval wel af van de zaken die er écht toe doen: hoe kunnen we een betere samenleving maken waar dergelijke dingen zo weinig mogelijk voorkomen?
Allez vooruit! In het wereldnieuws waren alle camera’s de voorbije maand gefocust op het Sint-Pietersplein in Rome, want daar moest er na het emeritaat van Joseph Ratzinger dringend witte rook en klokkengelui komen. En dat alles gebeurde sneller dan verwacht: de kardinaal-aartsbisschop van Buenos Aires, Jorge Mario Bergoglio, werd door zijn collega’s al na twee dagen conclaaf aangeduid als Franciscus, de 266e paus van de Rooms-katholieke kerk. Als je de moeite nam de anderhalf-uur-durende nieuwsuitzending braafjes uit te zitten, merkte je onmiddellijk dat er inderdaad een nieuwe wind woei op het Sint-Pietersplein. Dat was ook de commentatoren aldaar niet ontgaan, want zij noemden - een beetje badinerend - de sfeer op het plein vergelijkbaar met die ‘na een geslaagd popconcert’ of een ‘gewonnen voetbalwedstrijd’. Mij zijn echter vooral de spontaniteit en het ongecompliceerde in de eerste toespraken van de nieuwe gezagsdrager van de kerk bijgebleven. Vooral dan de natuurlijke souplesse, de eenvoud en de humor waarmee Franciscus onmiddellijk na zijn voorstelling de menigte op het plein vertelde dat zijn collega’s hem aan het eind van de wereld waren komen halen. En de eenvoudige manier waarop hij iedereen nog een goede avond wenste. Ook het feit dat hij twee dagen later na de formaliteiten van zijn eerste angelusgebed ook nog eens met een ‘Buon pranzo’ (smakelijk eten) afscheid nam. Hartverwarmend. Toch?
Allez, vooruit! Als het nu nog wil stoppen met sneeuwen en vriezen, kan de lente beginnen.

07-03-2013 13:46

De Mens


De Mens bestaat twintig jaar. Daar kijkt u van op, want u dacht dat het al veel langer was? Laat ik dus maar vlug toelichten dat ik de Vlaamse rockband De Mens bedoel. De band van Frank Van der Linden, bekend van liedjes als Irene en Dit is mijn huis. En laat ik ook maar onmiddellijk bekennen dat ik een fan ben van De Mens. Ter gelegenheid van hun lustrum toert de band door Vlaanderen, van het ene cultuurcentrum naar de andere buurt- en parochiezaal en geeft daar een overzicht van wat ze de voorbije twintig jaar uitgespookt hebben. En dat is heel wat, zo blijkt. De Mens maakt van zo’n optreden een heus feest. Dat mocht ik merken toen ik hen in Bilzen (wegens Hasselt en Zolder volledig uitverkocht!) bezig zag en hoorde. Ik had mijn voorzorgen genomen en mijn oordopjes in mijn broekzak gestopt en dat bleek geen overbodige luxe. Luid was het zeker, maar ook heel mooi. De Mens heeft immers liedjes die goed in het gehoor blijven hangen, hun lichtshow was bescheiden, maar wel af en de bandleden sloofden zich uit voor hun publiek… Om het met zijn eigen woorden te zeggen: Frank Van der Linden ‘weet hoe dat moet en hij doet dat goed.’ Een mooie avond in Bilzen dus, daar had ik alvast niet over te klagen. Toen ik met de massa (opvallend weinig tieners en twens toch) weer naar buiten schuifelde, hoorde ik de commentaar van twee dames-met-al-wat-grijs-door-het-blond. Zei de ene tegen de andere: ‘Mooie muziek, maar die teksten zijn zo moeilijk…’ Dat deed me nadenken, want dat was me nog nooit opgevallen.

En inderdaad. Wat moet je maken van: Als de stilte oorverdovend wordt / en je hoofd staat op een kier / zeg ik / Dit is mijn huis / Ha, dit is mijn huis’? Kan iets dat je niet hoort oorverdovend zijn? Kan je je hoofd op een kier zetten? En waarom zingt Frank dan dat dit zijn huis is? Ha? En – afgezien nog van het feit dat ik weinig rockbands ken die een nummer hebben over een Nederlandse schrijver – hoe moet je dit begrijpen? ‘Elke ochtend / Eet hij zwijgend / Een plak melancholie / En hij botert triest beschuiten / In dienst van het genie / Jeroen Brouwers schrijft een boek / Hij weet hoe dat moet.’ Nou moe! Dit zijn zeker niet de zinnetjes die jij en ik bij het ontbijt uitspreken, zelfs niet na een zwaar avondje stappen. ‘Jij nog een triest beboterd beschuitje schat? Mét een plakje melancholie?’ Maar verreweg het mooiste dat ik hoorde, was dit:‘Met m'n valse tulpen stond ik voor je deur / Je zei: liegen is lelijk maar het geeft je wel kleur / En ik had weer eens veel te hard geprobeerd / Met m'n glimlach uit de supermarkt / M'n kartonnen excuses / M’n kunsthart / Alsjeblief zeg / Mag het iets minder zijn / Irene / Niemand heeft ooit zo mooi / Neen tegen mij gezegd.’? Ondertussen bestaat de kans dat nu je deze voorbeelden leest, je plots ook de melodie van het lied uit de nevelen van je hersenpan voelt opborrelen… en ik zie het tafereel zo voor me. Frank na een avondje stappen en een voorafgaande ruzie terug bij zijn Irene. Bosje (gele?) tulpen gekocht om het weer goed te maken. Maar ze wil hem niet terug, want ze ziet (uiteraard) de kleur van de leugen in de lichte blos op zijn gezicht vol gêne. Tja. De deur wordt dichtgegooid en daar sta je dan onverrichter zake weer op straat, met je niet afdoend gebleken excuses (van karton!), nog natrillend van emotie (met je kunsthart!), maar ook met het besef dat nooit iemand zo mooi ‘nee’ tegen je gezegd heeft… Het mag dan in de rockmuziek vrijwel altijd gaan over heftige gevoelens (de blues van het onbereikbare, onstelpbare liefdespijn en nog van die dingen), maar dit is gewoonweg prachtig, vooral door de beheersing die uit die laatste regel spreekt. Toch?

Als je de meeste songteksten van De Mens an-sich bekijkt, bots je inderdaad vaak letterlijk,  soms zelfs keihard tegen de beperkingen, de leemten van de taal. Mooi is dat we dat allemaal in ons eigen leven al wel eens meegemaakt hebben. De emotionaliteit van het moment die de taal in gebreke stelt: heel menselijk… Want, wat wilde Frank nu eigenlijk precies tegen zijn Irene zeggen in de pijnlijke situatie waarin hij zich bevond? Hij had er duidelijk niet de juiste woorden voor. Tenminste, niet de woorden die hyperprecies uitdrukten wat hij wilde zeggen. De boodschap werd dus onzegbaar, althans in al haar betekenisschakeringen. Als je dat onzegbare tóch probeert te verwoorden, dan worden ogenschijnlijk simpele en alledaagse zinnetjes gewoonweg poëzie. En dus ook weer minder begrijpbaar, maar daarom niet minder mooi en muzikaal. Een vicieuze cirkel… Zouden we hier met kunst te maken hebben? Vermoedelijk wel. Franks boodschap is in ieder geval een stuk poëtischer dan deze pennenvrucht van een andere Vlaamse beroemdheid: Ik zit naast de telefoon en wacht tot 's avonds laat / Met een kloppend hart, want mijn geluk hangt aan een draad /Als je ook verdriet hebt, wees dan niet te fier / En draai: zeven negen zeven twee nul vier.’

02-02-2013 13:44

Parate kennis


Hoe heette de vader van Hannibal Barkas, de fameuze Carthaagse generaal die in zijn strijd met de Romeinen met een kolonne olifanten door de Alpen trok? Je krijgt een extra punt als je ook de naam van zijn zwager kent die net voor hem legeraanvoerder was van de Carthagers en het Ebro-verdrag ondertekende. Noem de vijf beroemde tragedies van William Shakespeare in chronologische volgorde en vertel de korte inhoud van een van deze  tragedies. Noem tien Vlaamse gemeenten die op de taalgrens liggen. In welk jaar werd Thomas Becket laffelijk vermoord op de trappen van Canterbury Cathedral (als je de maand en de dag ook kunt opnoemen, verdien je twee extra punten)? Noem drie pausen die zich volgens Dante Allighieri in het Inferno bevinden. Hoe luidt de oorspronkelijke titel van Dantes werk waarvan Inferno een deel is en in welk jaar werd het geschreven? Wijs op een kaartje aan in welke delen van de wereld een oeral-altaïsche taal gesproken wordt? Leg de verschillen uit tussen Dorische, Ionische en Korintische zuilen. Wie vond de fonograaf uit en tussen welke steden reed wanneer de eerste stoomtrein in Europa? Je krijgt weer een puntje extra als je de uitvinder van de stoomtrein ook bij name kunt noemen...

Al deze dingen weet ik of heb ik ooit geweten. Ik zal maar onmiddellijk bekennen dat ik de meeste van deze dingen ooit geweten héb. Met mijn kennis heb ik echter de leraren van vroeger en de professoren onder wier hoede ik een diploma verwierf tevreden gesteld. En af en toe levert een antwoord op een dergelijke vraag een extra punt, inclusief high five, op in mijn ploegje tijdens de jaarlijkse schoolquiz. Maar de vraag blijft: ben je een degelijker, een vollediger mens als je zulke dingen weet of als je ook – godbetert – Wilfried Martens of de huidige minister van onderwijs op een paginagrote foto herkent? Persoonlijk vind ik van niet, maar enkele onderzoekers van de UHasselt denken daar blijkbaar anders over. Zij deden de voorbije maanden een grootschalig onderzoek naar de parate kennis (wie bepaalt trouwens wat dat is?) van jongeren die een lerarenopleiding volgen aan een van onze hogescholen en universiteiten. De resultaten waren volgens hen ver-bijs-te-rend! Ze werden breed uitgesmeerd over de Vlaamse krantenpagina's en er met nog meer ijver becommentarieerd. Schande, o schande als je de Atlantische Oceaan niet terugvond op een wereldkaart of als de naam van de huidige president van de Europese Raad je niet wilde te binnen schieten. Kortom, gaan we binnenkort onze kinderen toevertrouwen aan dergelijke oenen?
Is het echter wel koosjer dat we een hele generatie jongeren die in het onderwijs hun ideaal zien met één klap achter de oren afmaken? Zou het ook niet zo zijn dat er voor elk foutief antwoord op de quizvragen (excusez le mot!) van de onderzoekers ook een competente visie op een actueel probleem in de betreffende hersenpannen aanwezig was waar evenwel niks over gevraagd werd? En wat zeggen de resultaten van het onderzoek over de efficiëntie van de opleidingsmethodes en lesvormen in het hoger onderwijs waarmee jonge leerkrachten vandaag de dag geconfronteerd worden? Ligt het falen misschien ook (een heel klein beetje maar, heren onderzoekers) daar? En ja, natuurlijk... het stoort ook mij als de zaken die ik weet en waarvan ik bijna vanzelfsprekend verwacht dat iedereen ze weet, vaak door – inderdaad – jongeren verhaspeld, fout gesitueerd, onvolledig en stuntelig gedebiteerd worden. Maar jongeren zijn net jong, omdat ze nog in een leerproces zitten. Omdat ze nog niet genoeg ervaring hebben opgedaan. En omdat ze naïef genoeg zijn om toe te geven dat ze iets niet (helemaal correct) weten. Gelukkig hebben ze ook nog heel wat tijd om heel veel te leren en om te groeien in hun vak, zoals wij  –  zeker met meer tolerantie dan nu –  ook konden rekenen op het geduld van onze oudere 'vakbroeders' toen wij onze ervaring aan het opbouwen waren. Bovendien, zou het voor de representativiteit van een onderzoek als dat van de UHasselt niet beter zijn als het ook eens gedaan werd in andere leeftijds- of beroepsgroepen? Ik durf nu al toegeven dat ik er zelf toch een beetje beducht voor zou zijn als ik mezelf aan het lijstje vragen over onze zg. broodnoodzakelijke parate kennis zou moeten onderwerpen.
Het komt dus wel goed, denk ik, met deze generatie leerkrachten in de dop. Wat die jonge generatie nieuwe leerkrachten vooral nodig heeft is vertrouwen en geduld. Vertrouwen in eigen kunnen en kennen. Vertrouwen ook van de maatschappij die hun de kans geeft een van de mooiste beroepen uit te oefenen die er zijn. En geduld als iemand van hun mentoren (de onderzoekers?) hen ervan overtuigd heeft dat geen enkel vak voor de volle honderd procent kan aangeleerd worden en dat ze - net als wij - dus levenslang zullen moeten leren. 

03-01-2013 13:43

Wat men zegt


Men zegt dat het spook van de economische crisis rondwaart in dit land. Men zegt dat het armoedepeil dramatisch stijgt. Men zegt dat het aantal werklozen de volgende jaren nog met enkele tienduizenden zal toenemen. Men zegt dat werklozen later nog eens extra gestraft zullen worden, omdat ze minder pensioengeld zullen krijgen. Men zegt dat gezinnen nu al teveel belastingen moeten betalen. Men zegt dat de aandeelhouders van Dexia harakiri plegen. Men zegt dat de mensen onverschillig worden, mekaar niet meer vertrouwen, geen solidariteit meer voelen met niets en niemand. Men zegt dat de jongeren vandaag geen ambitie meer hebben, dat ze moedeloos en passief geworden zijn. Men zegt dat de criminaliteit hand over hand toeneemt. Men zegt dat dat het gevolg is van een foute immigratiewetgeving in ons land. Men zegt dat Michelle Martin niet naar Knokke mag gaan. Men zegt dat sociale netwerken een schijnwereld creëren waarin we onszelf en onze cultuur dreigen te verliezen. Men zegt dat de koning eerder verdeelt dan samenhoudt. Men zegt dat dat de schuld is van de eerste minister van dit land. Men zegt dat onze politici meer doen aan stoer borstgeroffel, aan haantjesgedrag en aan mekaar pootje lappen dan aan daadwerkelijk besturen. Men zegt dat sommige politici te grote verkiezingsaffiches gebruikt hebben en daarvoor gestraft moeten worden. Men zegt dat België geroemd moet worden als modelstaat van het compromis. Men zegt dat deze winter het licht wel eens – letterlijk – zou kunnen uitgaan. Men zegt dat de treinen, trams en bussen nooit meer op tijd zullen rijden. Men zegt dat de wereld zal vergaan als de Mayakalender naar zijn einde loopt. Men zegt dat degenen die over die Maya-theorieën begonnen, echte gekken zijn. Men zegt dat de klimaatsveranderingen voor onoverkomelijke moeilijkheden zullen zorgen. Men zegt dat er in dit landje een exodus van creatief talent waar te nemen is. Men zegt dat je bang moet zijn van windturbines die een schaduw werpen over onze mooie Vlaamse landschappen. Men zegt dat 80-plussers hun hartklep maar zelf moeten betalen. Men zegt dat hard werken stoer is en dat de kunst om jezelf te vermaken in je vrije tijd verdwijnt. Men zegt dat het geen zin meer heeft te geloven in 'de mythen van de Bijbel'. Men zegt dat wij geschonden burgers zijn. Men zegt...

Ik hoor dat de beurs revanche neemt. Ik zie dat de liefdadigheidsactie Music for Life een groot succes is. Ik hoor dat gulle mannen met een witte baard, rugzaktoeristen en pakjesdragers weer van harte welkom zijn in de slee van B. Ik zie dat meer en meer mensen zich weer per fiets beginnen voortbewegen. Ik hoor dat jonge twintigers en dertigers er opnieuw in geloven en verwachten dat ze er in 2013 beter zullen voorstaan dan nu. Ik hoor dat we de tredmolen van de ongebreidelde consumptiedrift moeten stoppen. Ik zie dat ouderen weer blij zijn met het leven dat ze gehad hebben. Ik hoor dat de wereld niet vergaan is, ondanks alle Mayavoorspellingen. Ik zie dat Michael Sciaraffo, politiek adviseur van Barack Obama, verkleed als Sandy Claus, speelgoed en geschenken uitdeelt aan de kinderen en ouders die het slachtoffer werden van de orkaan. Ik hoor dat enkele bekende Fransen ons land een belastingparadijs vinden. Ik zie dat Hasselt gul schenkt aan Meneer Konijn. Ik hoor dat de pensioenfondsen een prima jaar hadden. Ik zie dat de Nespressomachines het weer moeten afleggen tegen de oerdegelijke, ouderwetse filterkoffie. Ik hoor dat de hardrockgroep Muze hart, oog en oor heeft voor het koorgezang van een vijftigtal bewoners van een ouderlingentehuis. Ik zie dat je vandaag geen praatjes moet verkopen, maar dat je de daad bij het woord moet voegen. Ik hoor dat kunstenaars proberen dingen te omarmen en te herwaarderen. Ik zie dat mensen samen hun straat met lichtjes optuigen voor Kerstmis en een nieuwjaarsreceptie organiseren voor alle bewoners. Ik hoor dat een grote politieke familie in dit land zich niet geviseerd voelt door de kerstboodschap van de koning. Ik zie via YouTube dat de aartsbisschop aandacht vraagt voor de allerarmsten. Ik hoor dat Vlaanderen weer wetenschappers uit het buitenland aantrekt. Ik zie dat er in Sint-Truiden een nieuwe, dieprode perensoort wordt gekweekt. Ik hoor dat Woestijnvis weer voor de gulle lach wil gaan. Ik zie dat we onze bourgondische aard weer meer met producten van eigen bodem tonen tijdens het kerstdiner. Ik hoor dat Franse gendarmes in de bres springen om de truffeloogst te beschermen. Ik zie hoe blinde mensen zoveel enthousiasme uitstralen, dat dat iedereen kan inspireren.  Ik hoor dat Vlaanderen zijn eigen economische relance financiert. Ik zie...

Hopelijk houden we in 2013 wat minder rekening met wat 'men' zegt en blijven we niet blind voor het plezier, de levenslust en de tekenen van vertrouwen die we in het leven rondom ons ook dagelijks meemaken. Ik wens het iedereen toe.

05-12-2012 13:40

Writer's Block


Hier zit ik dan aan mijn tafeltje vanochtend, kop koffie en sigaretje binnen handbereik, met het nog perfecte, maagdelijke, want blanco scherm van mijn laptop voor me. Het staart me al minutenlang verwachtingsvol aan. Verwacht wordt immers de ultieme column van dit jaar die ik vandaag nog moet doorsturen naar de redactie van dit blad. Gaat er iets komen? Met een lichte huiver realiseer ik me dat ik de voorbije dagen niets gedaan, gelezen, ontdekt of gezien heb en nergens geweest ben waarover ik ook maar één zinnig woord zou kunnen opschrijven. Dat is vanochtend zowat het enige dat ik zeker weet: ik ben volledig leeg en er zit absoluut niets in mijn hersenpan waarover een ander iets zou willen lezen… Writer’s block. Er zit een nukkige en sjagrijnige privécensor in mijn brein, die me voortdurend met zelfkritiek opzadelt en er dus voor zorgt dat het monitorscherm van mijn computer blank blijft.

Ja, ik weet wel wat dit is. Ik heb het ook al eens eerder meegemaakt en ik troost me met het idee dat het ook grote namen als Virginia Woolf en Joseph Conrad, Katherine Mansfield en Ernest Hemingway overkwam. Tenminste ik heb hen daar wel eens iets over weten vertellen in hun boeken. Ook Leo Tolstoy leed eraan. Moeilijk te geloven voor iedereen die al eens geprobeerd heeft een exemplaar van Oorlog en Vrede met één hand van het salontafeltje op te tillen.

Ik probeer er dus iets aan te doen. Tips zijn er bij de vleet, vooral via internet… even kijken. Google, ‘writer’s block’, return. Honderdzestien miljoen hits in nul komma tweeëntwintig seconden. Wow. Writer’s block is geen alledaags kwaaltje. Het is een epidemie!

Ondertussen flitst de eerste tip al op het scherm: ‘Hou een schrijfpauze’. Dat vind ik een moeilijke: hoe kun je een schrijfpauze inlassen als je nog niet begonnen bent met iets aan je blanco pagina toe te vertrouwen? Die doen we dus maar niet. Volgende tip dan maar: ‘Beweeg’. Enthousiast begin ik met een sessie vingergymnastiek, compleet met de knakgeluidjes van krakende vingerkootjes en zo. ‘Holala,’ zegt mijn vrouw die aan haar wasdag begonnen is en net voorbijwandelt met een stapel linnengoed in beide handen, ‘Blijkbaar net een reuze-idee gehad?’ Maar verder komt er niks… Tip drie: ‘Verander je schrijfplek. Ben je gewend met je laptop aan de keukentafel te zitten (ha, een tip op mijn maat), neem dan voor de verandering je laptop eens onder de arm en ga zitten aan een tafeltje in een gezellig café of ga achter in de tuin zitten schrijven’. Dat van dat gezellig café zie ik wel zitten al zal Serge van de Florian daar wellicht verbaasd bij opkijken. Dat van de tuin kan vandaag niet: het regent immers pijpenstelen. Daarom besluit ik maar thuis te blijven en ook de kroeg niet als remedie te proberen. Wat kan er nog gedaan worden? ‘Hou een notitieboekje binnen handbereik, want inspiratie houdt er geen rekening mee waar je bent en duikt op de meest onverwachte momenten op. Vang ze onmiddellijk op in een notitieboekje’. Tja, dat had ik dus eerder moeten doen… Opschrijven dus op het boodschappenlijstje : één notitieboekje, één. In de toekomst ga je mij niet meer horen zeuren over gebrek aan inspiratie! Tip vijf staat me inmiddels al op het scherm uit te lachen: ‘Doe de deur dicht.’ Pardon? Ik lees verder: ‘Zorg voor rust, zodat je je echt kunt concentreren. Doe de deur dicht en vergewis je ervan dat niemand in de buurt is…’ Maar de deur is dicht! Ik word écht door niemand gestoord, alles verloopt perfect rustig zoals ik dat graag heb.

Langzaamaan begint het donkerbruine vermoeden me als een suffe salamander door het zomergras te besluipen dat deze tips niets aan mijn probleemdag zullen veranderen. Ondertussen komt mijn vrouw opnieuw de kamer in. Het huislinnen is weer veilig opgeborgen. Zou er ook laundry woman’s block bestaan? Ze ziet het nog immer witte laptopscherm en vraagt: ‘Gaat het niet?’ – ‘’Nee, geen ideeën vandaag.’ ‘Waarom begin je er niet gewoon aan?’, vraagt ze en loopt schuddebollend naar de keuken. Dit is het! Gewoon doen! Net zoals in koud water springen. Effe adem inhouden en duiken. Ik zet mijn vingers losjes op de toetsen, adem nog eens diep in en… de lettertjes lopen als rijtjes mieren over mijn scherm, mooi van links naar rechts… Na twee minuten staat er dit: ‘Lieve lezers. Vandaag zullen jullie je column in dit blad moeten missen. Ik kamp met een kwaaltje dat men in het schrijverswereldje writer’s block noemt. Niks ernstigs, alleen komt er geen zinnig idee op papier. Wellicht duurt het niet lang en ik beloof jullie dat ik er volgende keer weer wel ben. Vriendelijke groet en tot dan.’

02-11-2012 13:39

Gruis


Het is niet echt leuk meer: ontbijten met de ochtendkrant naast je, de kop dampende koffie in de hand en de verse boterham netjes op het plankje. Ook de cereals en het yoghurtje slikken  zo moeilijk weg als je bij het ontbijt de krant leest. Vanop de frontpagina staart de wereld je kwaadaardig grijnzend aan, vaak met full page foto’s die alles nog zoveel indringender maken. Voorbeelden, vraagt u ? Ik ga enkele weken terug.

Dagelijks kregen (krijgen we nog altijd) foto’s te zien – de Standaard publiceert ze zelfs als centerfold – van het inmiddels volledig kapotgeschoten stadje Aleppo in Syrië. De foto die ik bekijk toont ruïnes en puin alom, een grote stofwolk in de verte, de slachtoffers blijkbaar net weggevoerd. Aan de linkerkant zie je een man, een tiener nog, met een oud machinegeweer in beide handen wegrennen langs wat er nog rest van wat vroeger zijn dorpsstraat was. Een lege munitiegordel zwiept blijkbaar mee heen en weer bij het lopen. Doodsangst in de ogen, want met een oud geweer en ‘geen munitie meer’ richt je niet veel uit tegen de kruisraketten van het regime. Oorlog dus. Over de voorbije maanden duizenden slachtoffers, meestal onschuldige mensen die rebellen genoemd worden en dus best zo snel mogelijk geliquideerd worden. (Hoeveel gezinnen zouden vaders, broers, zusters… verloren hebben in dit conflict?) Enne… Hoe diep ben je gevallen als je je als staatsleider tegen je eigen volk keert?

Nog een voorbeeld. Twee weken geleden vierden we de hoogmis van de democratie. Verkiezingen. Het volk kiest zijn leiders. ’s Anderendaags bots ik op de foto van de man die in Antwerpen de grote triomfator mocht acteren en daarbij bijzonder kort door de bocht ging. Je kent die foto nog wel: toen de plaat die bij zijn blijde intrede gespeeld werd eindelijk ‘afgezet’ was en de man aan zijn overwinningsspeech mocht beginnen, sloegen duidelijk de zekeringen door. Hij staat daar met een van frustratie vertrokken, messcherpe gelaatsuitdrukking en met vooruitgestoken wijsvingertje zijn achterban toe te schreeuwen dat ’tstad van hen (hem?) was. Dat laatste hoor ik opnieuw, want ik heb hem met stijgende verbijstering een avond eerder het hele nummer voor de televisiecamera’s zien opvoeren. Nadien volgde nog een zegetocht door de stad naar ‘het schoon verdiep’, dat zo nodig ‘opgeëist’ moest worden en waar hij op het balkon mocht verschijnen en zich laten toejuichen door enkele honderden meelopers die niet binnen geraakt waren. Er was nauwelijks iemand die ‘boe’ durfde roepen. De foto – en het filmpje – haalde de Europese pers en circuleert ook nog op facebook, zij het dat enkele spuiters de lef hebben gehad er enkele attributen zoals een klein dun snorretje aan toe te voegen, waarmee ze overigens perfect ook mijn indruk van het gebeuren een extra dimensie gaven.

En dan vorige week, toen Ford besliste de tijd niet één uur (zoals het in deze contreien in deze maand gebruikelijk is), maar in één klap vijftig jaar terug te draaien. Op de voorpagina van mijn favoriete krant een foto van de anonieme Fordarbeider met het rode t-shirt (rugaanzicht) met daarop de tekst ‘FoerdEin Mann, ein Wort’. Ze illustreert op een pijnlijke manier de mores die er momenteel heersen in het wereldje van de multinationals. Minder dan een maand vroeger gemaakte afspraken zijn van geen tel meer. Men schrikt er niet voor terug in één klap tienduizend mensen (hoeveel gezinnen zijn dat?) op straat te zetten. En men speelt gewetenloos landen-in-moeilijkheden tegen mekaar uit door de productie van de ene fabriek over te hevelen naar een andere, omdat die in een economisch nog problematischer regio ligt, waar de loonkosten dus ook lager zijn. En iedereen acteert machteloosheid. De arbeiders zijn verontwaardigd, woedend… later gelaten, ontgoocheld en eenzaam. De politici nemen (wellicht kortstondig, tot de eerste verontwaardiging opgedroogd is) dure en nieuwe woorden in de mond zoals taskforce, reconversieplan, outplacement en nog van dat fraais, maar ieder van hen weet dat ze niet bij machte zullen zijn de situatie om te draaien en – liefst ook in één klap – die tienduizend arbeiders opnieuw brood op de plank te bezorgen. Ook wij, de mensen uit de dorpsstraat vinden het erg en voelen mee, we twitteren en facebooken erop los: solidariteit troef. Zelfs vetbetaalde voetbalvedetten van de plaatselijke club willen hun solidariteit tonen door met een rouwband aan hun Europese voetbalavond te beginnen enkele dagen later, maar worden teruggefloten door de Europese voetbalvereniging UEFA die voor dergelijke statements geen scenario’s heeft. Wat overblijft is dus de machteloosheid en vooral de praktische en financiële moeilijkheden van een groot deel van de getroffen regio: over hoeveel gezinnen ging het ook alweer zei u?

Gruis in mijn hersenpan dus, ’s morgens bij het ontbijt. Ik kan er maar niet aan wennen.

03-10-2012 13:37

Herfst


De zomer is dus voorbij. Je kunt het aan alles merken: eerst de kinderen weer naar school, langzaamaan wat minder daglicht ook en lagere temperaturen (dus de verwarming al maar enkele uurtjes per dag aan), de zomerhemdjes, topjes, t-shirts en shorts weer in de kleerkast, de spinnen in hun bedauwd web ’s morgens op de loer om die laatste zomervlieg te vangen en dan vlug een beschutte plek te zoeken, het winteruur weer voor de deur en de donkere dagen in het verschiet.

En laat ik juist nu – op dit blijkbaar voorbestemd moment – een boek van de Argentijnse schrijver en humorist (!) César Bruto (pseudoniem van Carlos Warnes) ter hand genomen hebben… Hij schreef het in 1947 en het heet Lo que me gustería ser a mi si no fuera lo que soy (‘Wat ik graag zou zijn als ik niet was wat ik ben’). In het boek zet hij een pienter jongetje op het toneel met een wel heel bijzondere kijk op wat er allemaal rondom hem gebeurt. In het hoofdstuk Perro de San Bernardo (‘Een sint-bernardshond’) lees ik een stukje dat ik jullie niet wil onthouden. Ik schrijf het op zoals het er staat, spelfouten inclusief, gratis en voor niets.

Steeds als de kouw aanbreekt, dus in het midden van de herfst, bekruipt me de rare gewoonte om esentrieke en esotische dingen te denken, bevoorbeeld dat ik wel een zwaluw zou willen zijn want dan kon ik wegvliegen naar landen waar het warm is, of een mier, dan kon ik diep in een hol kruipen en de dingen opeten die ik somers opgeslagen heb, of een adder zoals je ze in de dierentuin hebt, die beestjes die ze zo goed in een glazen kooi hauden met verwarming zodat ze niet stijf worden swinters, dat gebeurt immers met arme mensen die geen kleren kunnen kopen omdat ze zo duur zijn en zig ook niet kunnen verwarmen omdat er geen kerosine is of kolen of hout of petrooljum en ook geen geld, want als je poen op zak hebt kun je zo een kroeg binnenstappen en een goed glas grappa bestellen en reken maar dat je het daar warm van krijgt al moet je oppassen voor overdaad want overdaad sgaadt en is slegt  voor je ligaam en slechte geweten van je, en als je eenmaal op de helling zit alsdat je je in alles fout gedraagt, kan niets of niemand je nog redden, dan eindig je als een akelig hoopje menslijke ellende en ze zullen je nooit een hand geven om je uit het slijk waarin je ploetert te trekken, vergeet dat maar, zelfs al was je een condor die toen hij jong was kon rennen en vliegen over de hoogste bergtoppen, maar als hij oud is naarbeneden valt zoals een hoge bommenwerper omdat zijn morele motor het begeeft. En ik hoop maar dat iemand iets heeft aan wat ik opsgrijf, dat hij hierna goed op zijn gedrag let en niet berauw krijgt alst te laat is en alles al naar de bliksem is door zn eigen schuld!

Mooier kan ik het zelf niet verzinnen, want laat dit nu inderdaad precies zijn wat ikzelf dezer dagen rondom me proef. De kranten berichten van spooksteden in Spanje met pasgebouwde flats die voor niemand nog betaalbaar zijn. Van het stadje waar de overheid voor miljoenen euro’s een arena liet bouwen voor vier stierengevechten per jaar. Van verlaten betaalautowegen in de buurt van Madrid ook waar dagelijks maar een handjevol toeristen gebruik van maken (de locals gebruiken de vroegere autoweg die ernaast loopt). Van ouderen in Italië die hun vertrouwde apothekersaankopen niet meer kunnen betalen en besparen op hun gezondheid. Van grote groepen jongeren die zich klaarmaken voor emigratie naar Duitsland en Groot-Brittannië. Van Griekse kinderen die zonder ontbijt op school verschijnen. Van winkels in al die zuiderse landen waar de koopjesperiode het hele jaar doorduurt.

En bij ons? De kou komt weer knagen aan de knoken… Zouden we niet gaan overwinteren in het zuiden? Want de olieprijs swingt weer de pan uit en wanneer kopen we die dan best om het deze winter in huis warm te houden? En de elektriciteit zal deze winter toch niet uitvallen zeker, met al die scheurtjes in Doel en Tihange? De media trokken de voorbije weken toch aardig aan de alarmbel, al lachten de verantwoordelijken zoals gewoonlijk weer een mogelijk doemscenario weg. En, Maggie, wat doen we met de daklozen deze winter? Opvangcentra genoeg? Of moeten we weer terugvallen op de warme maaltijden van Poverello en sturen we onze minder gelukkigen na afloop weer de straat op?

Na de zomer komt de herfst. Inderdaad. Het is blijkbaar wereldwijd een periode van algemene onzekerheid met het woordje ‘crisis’ als officiële verklaring. Zelf voel ik meer voor La Fontaines moraal bij zijn fabel ‘De krekel en de mier’, al vrees ik dat ik daar bij bankbobo’s, politici en topzakenlui niet mee moet aankomen. Ik denk dat ik toch alvast een fles grappa ga kopen, morgen… 

06-09-2012 13:34

Zomer


Was ik blij dat de zomer eindelijk weer voorbij was! De sportzomer bedoel ik dan, met onze van optimistische vooruitzichten overlopende Belgische olympische ploeg die beladen met eremetaal in Brussel-Zuid door een waanzinnig enthousiaste menigte werd verwelkomd. Zoiets hadden we gehoopt, maar nee dus. In de oudheid gaven de Grieken een laurierkrans aan hun olympische kampioenen, meer niet. Voor de tweede en derde in de competities was er toen niets: zij hadden simpelweg in het zand gebeten en waren de risee van het publiek tot er zich een kans op revanche aanbood. Welnu, wij kwamen dit jaar dus terug zonder laurier, en al evenmin met boerenjasmijn of slingerpetunia’s. We bleven met andere woorden ferm op onze honger zitten, maar iedereen was uiteindelijk zeer tevreden, want  vlaggendraagster Tia en ook Jonathan, Kevin, Hans, Lionel, Charline en Evy keerden gezond en wel terug naar het vaderland… Ook tot de sportzomer hoorde de Britse robot Bradley Wiggins die drie weken lang als een duracellkonijn met geelzucht door de Franse bergen en dalen raasde (en die er nadien in zijn homecountry nog een laurierkrans in het tijdrijden bovenop gooide). Waar en wanneer hebben we dat nog gehoord? Was er niet ooit een Américain preparé die hem zeven keer ditzelfde kunststukje voordeed? Toch? Maar die speelt momenteel al zijn zegemomenten op de Champs Elysées kwijt, omdat hij gedoped was, toentertijd. Alsof wij, flandriens, inmiddels nog geloven dat je zelfs maar een kermiskoers kunt winnen op een bordje spaghetti ‘s morgens en een bloederige biefstuk in je koersbroek… Waar is die tijd gebleven, Briek? Briek?
Waar ik echter nog het meest verheugd om kon wezen was dat na de sportzomer de zomer pas echt begon. Gedaan met de plensbuien die het platteland hoe langer hoe meer naar beschimmelde kaas deden ruiken, gedaan met de vogeltjes die vertwijfeld schuilend onder een kastanjeblad hun kopjes bibberend in de veren staken, gedaan met de koeien die mistroostig tot aan hun schenkels in de modder stonden. Plotsklaps werd het zo heet dat de vogels letterlijk uit de bomen vielen en ’s morgens al las ik in een kranteninterview dat ik tot mij nam bij het ontbijt in de schaduw van mijn abrikozenboom, dat Guy Verhofstadt al na twee dagen badend in het zweet moest toegeven dat hij niet goed tegen de warmte kan. Komkommertijd, maar ik vroeg me daarbij koffie slurpend toch af waarom hij dan uitgerekend een villa bewoont in Toscane en niet in Noorwegen of IJsland. Maar ja, wie ben ik?
Enfin, het werd zo heel erg ouderwets zomer dat we alle weerellende van de voorbije weken met vergevingsgezindheid naast ons neerlegden en ons konden concentreren op het echte werk van dit seizoen: de zomerfestivals die hun naam nu niet meer zouden gestolen hebben. En we hebben er nogal wat in Vlaanderenland. Een grabbeltje uit de snoepjespot van vertier van jongeren en (sommige) ouderen: van Rock Werchter, Cactusfestival en Antilliaanse feesten over Blues Peer en Suikerrock naar het onvermijdelijke Pukkelpop, waar het dit jaar zeker niet meer mocht spoken, wat gelukkig ook niet gebeurde. Opvallend is de toenemende mediatisering van al deze zomerrockfestivaltoestanden op radio en tv die er wellicht voor moet zorgen dat er op onze festivals jaarlijks enkele records sneuvelen wat de bezoekersaantallen betreft. Zo deed dit jaar StuBru een opvallende duit in het zakje door uit te pakken met Tune Your Summer, een reeks filmpjes die de goegemeente van de nodige excuses moet voorzien om langer (en vooral intenser, zo moge blijken) van al het fraais te genieten op onze zomerfestivals. Op de nationale zender waren ze in primetime prominent aanwezig: Sebastien van de boekhouding, die zijn baas belt en hem vertelt dat hij nog erg hees is (van het schreeuwen op de festivalwei), nog altijd last heeft van zijn uitslag op de rug (een pas gezette tatoo), iets wat heel besmettelijk is (vriend Nico kan ook niet komen werken) en dat zij dus nog minstens een week afwezig zullen blijven en dat – spijtig genoeg – Arnout nu zal moeten opdraaien voor al het werk. Of, zo mogelijk nog leuker, Bieke die nog slapend in een tent met haar vier festivalvriendjes gebeld wordt door haar ‘schattie’ en hem geruststellend vertelt dat alles in orde is, dat ze al iets kleins zijn gaan eten (een berenlul, zoals een hamburgerworst nu in de volksmond heet), dat ze de streek zijn gaan verkennen (met drie vriendinnen in een boodschappenkarretje over de festivalwei racend) en dat er prachtige heuvels te bewonderen zijn (bikinibabes in volle actie)…
Ofschoon ik het erg grappige filmpjes vind (indien u ze gemist heeft kunt u - als u snel bent - ze nog even bekijken op de website van de zender), vraag ik me toch af of ons totaal gemis aan betekenisvolle exploten tijdens deze sportzomer 2012 ook terug te brengen is tot ons volgens StuBru blijkbaar legendarisch talent om excuses, uitvluchten en halve waarheden aan elkaar te rijgen. Zouden Tia, Hans, Jonathan en co. dat op stage ook doen, zo’n telefoontje? ‘Ja, trainer, alles is in orde hier. Gisteren nog wat gepowered in het krachthonk met de jongens van de estafetteploeg en ik voel dat het écht afdoet. Mijn snelheid is enorm toegenomen. Alleen heb ik wat last van zonnebrand, want we trainen hier bij tropische temperaturen. En mijn rug doet een beetje pijn nog en mijn elleboog is ook wat ontstoken, maar de dokter zegt dat het allemaal wel in orde komt tegen de spelen. Maar nu gaan we even een avondwandelingetje maken…’ U mag nu zelf verzinnen wat er dan echt bedoeld wordt.
 

04-07-2012 13:32

Vakantie


Wanneer je dit leest, klopt de grote vakantie weer met veel aandrang aan de deur, zijn de rododendrons echt helemaal uitgebloeid en heeft Duitsland wellicht (weer eens) het EK2012 voetbal in Polen en Kroatië gewonnen… Het wordt dus tijd om met Jan, Piet, Joris en Corneel naar het pretpark te trekken, want dat hebben ze wel verdiend met zo’n goed schoolrapport. Met akela naar de bossen kan ook: daar kunnen ze hossen, daar kunnen ze klossen, weet je nog? Maar liever niet meer naar zee met een balonnetje dat fladdert, dat fladdert in de wind, want vorig jaar hebben we daar toch twee weken in een appartementje gezeten met alle dagen regen! Gore ellende. Binnen handbereik komen ook de rondetafelgesprekken thuis met de oudste dochter die ab-so-luut naar Pukkelpop wil. Want alle vrienden en vriendinnen gaan en ‘je wil toch niet, ma, dat ik als een seut bekeken wordt? En nee, daar vliegen heus niet elk jaar de bomen door de lucht!’

Het wordt dus weer tijd na veel kopbrekens heksentoeren uit te halen en ervoor te zorgen dat de kids zich twee maanden niet gaan vervelen. Dat is geen eenvoudige klus, want hoe doe je dat als je zelf maar twee of drie weken vakantie hebt en nadien weer je baan met wisselende posten moet opnemen? Bovendien wordt vakantie nemen voor steeds grotere bevolkingsgroepen financieel niet meer haalbaar vanwege net energiebesparende maatregelen getroffen voor de stulp, of vanwege net een nieuwe vaatwasser moeten kopen (want de vorige was versleten), of vanwege de crisis (die komt, nee die is er al), of vanwege andere prioriteiten in de nabije toekomst…

Vooral bij die laatste financiële bezwaren kan ik me aardig wat voorstellen. Het doet me terugdenken aan de gezegende decembermaand van vorig jaar: de Sint was al gepasseerd en Kerst en Nieuwjaar stonden voor de deur, net zoals de vakantie nu. Met onze kleindochter gingen we - als verlaat verjaardagsgeschenk - naar de Grote Piet Piraatshow van Studio 100. Eerst : tickets van 23 euro per persoon (ofschoon kinderen van vijf, zes jaar niet alleen kunnen komen, toch eenheidsprijs!), geboekt via internet (dus nog enkele euro’s aan administratie- en reservatiekosten). Als je op de grote dag (goed op tijd, want zo’n kind heeft al dagenlang rode wangetjes) naar de zaal gaat, word je strategisch langs een rij verkoopstandjes geloodst met allerlei promotiegadgets : lichtjes om in de zaal mee te zwaaien, Kabouter Plopmutsen (pardon, dacht dat dit een Piet Piraatshow was, toch?), dvd’s en cd’s (K3!), boeken, je noemt het maar… Het colaatje, het zakje chips, de chocoladereep, alles voor deze gelegenheid tegen ‘maar’ drie euro… En dan de show. Ofschoon aangekondigd voor drie in de namiddag… begint die uiteindelijk voor een zaal met zo’n zeshonderd inmiddels ongedurige kinderen pas twintig minuten later. Effe het hele repertoire afraffelen en een uurtje later sta je als je dat wilt (lees: als je aan de boulevard des délices kunt weerstaan) alweer buiten… Een optelsommetje leert dat de vier mensen van Studio 100 tegen deze prijzen een aardig uurloon verdienen. Wat me echter nog het meest verbijsterde was dat deze gevierde en geliefde acteurs na afloop zo’n honderdvijftig kleuters met zelfgemaakte tekeningen in de polletjes in de kou lieten staan en het niet nodig vonden daar een kwartiertje extra voor uit te trekken. Vlug handje geven aan de eerste twintig en wegwezen! Met nadien de nodige moeilijke momenten voor de mama’s: ‘Waar is Piet nu naartoe?’ – ‘Tja, die moest dringend naar het toilet.’

Ik heb me afgevraagd: ligt in deze verkoopstrategie die schaamteloos misbruik maakt van kinderen ook niet een heel klein, petieterig zaadje voor wat prematuur opkomend racisme? Want wat gebeurt er de volgende maandagochtend in de (overigens steeds heterogener wordende) klasjes met de kindertjes die tegen deze prijzen niet naar Piet en zijn vrienden konden of mochten? En die weten dat zo’n optreden ook in de toekomst moeilijk zal blijven? Zijn de kindervrienden van Studio 100 wel zo kindvriendelijk als ze willen laten uitschijnen?

Hetzelfde gebeurt nu – in de zomervakantiemaanden – met pretparken als De Efteling, Walibi, Bobbejaan- en Plopsaland, (hé weeral van Studio 100!), Sassafras en Bellewaerde. Of met Rock Werchter, Pukkelpop en Marktrock… je noemt het maar. Maar in september zijn we er weer allemaal, uitgeslapen en met opgeladen batterijtjes. ‘Bwah… toch blij dat de school weer begint.’

02-06-2012 13:29

Veel-takerij


Ik moet bekennen dat ik gisteren een beetje van mijn melk was. Nee, het gaat alweer wat beter, dank je. Maarre… ook al ben ik slechts op zeer onregelmatige tijdstippen culinair actief, mijn huisgenoten vinden me een oen in de keuken. Voilà.

Waaraan ik deze blijk van waardering te danken heb? Mislukt souffleetje? Zwartgeblakerde vismoot? Geschifte mayonaise? Nee hoor. De meest frequente culinaire basistechnieken heb ik na dertig jaar huishoudelijk leven wel zo ongeveer onder de knie. ‘Nog niet klaar? Het is al halféén,’ wordt er geïnformeerd. Als ik daarop antwoord dat er voor het ordelijk verloop van de rest van de dag geen gevaar bestaat, krijg ik een blik vol ongeloof. ‘Typisch voor mannen,’ vind mijn vrouw een beetje smalend. ‘Die kunnen maar een zaak tegelijkertijd.’ Dat is het probleem dus: dat ik – vooral in de keuken – niet kan multitasken. En dat werkt blijkbaar op de zenuwen. Ik moet toegeven dat mijn teerbeminde er vaak wél in slaagt het middageten rond twaalven op tafel te hebben, zelfs als er enkele minuten eerder nog even een wasje moest uitgehangen worden. En dan heeft ze eerder die voormiddag nog een uurtje boodschappen gedaan en twee keer  met onze schoondochter gebeld (één keer vergeefs, wegens schoondochter bezig met iets anders) met de vraag of de kleinkinderen niet moeten opgehaald worden op school vandaag. Mijn falen als man in het huishouden is dus duidelijk: zoveel dingen tegelijk krijg ik inderdaad niet voor elkaar. Maar dat was gisteren dus.

Vanochtend lees ik in mijn krant dat - volgens een recente enquête - 88% van onze Vlaamse jongeren niet graag naar school gaat. Nou, ze gaan wél graag naar school om er hun vrienden te ontmoeten. Maar ze krijgen niet graag les. Mensen uit de ICT-wereld lieten al eerder deze maand verstaan dat dat misschien zou kunnen te wijten zijn aan een gebrek aan de nieuwste media in de klas. Saskia van Uffelen, ceo van Bull, opperde in De Morgen: ‘Schaf de schoolboeken af. Een iPad kost 600 euro, dat is het bedrag dat elke ouder elk jaar betaalt aan schoolboeken.’ Iedereen zijn iPad dus, want ‘leerlingen moeten leren multitasken en bovendien scherpen nieuwe media de interesse in de schoolvakken weer aan.’ Blijkbaar zagen ook de hoogste instanties in het ministerie van onderwijs dit wel zitten, want een West-Vlaams college heeft ondertussen al ingespeeld op deze hype en aangekondigd dat volgend schooljaar alle leerlingen met een iPad aan de slag gaan…  

Wel, sta me toe te twijfelen aan deze rare hersenkronkel. Laptops, iPads, iPhones, … ze brengen niets essentieels bij als het over leren gaat en kinderen leren multitasken vind ik een regelrechte gruwel. Wie drie of vier dingen tegelijk probeert te doen, levert zelden goed werk af, vrees ik. Dat was vroeger zo en dat zal nog wel een tijdje zo blijven. Na wat extra speurwerk op het internet rond dit onderwerp kwam ik terecht bij ene Nicholas Carr die over veel-takerij een boek schreef: The Shallows. In een notendop: hij beweert dat als we onze hersenen voortdurend trainen in multitasking, we ze langzaamaan ongeschikt maken voor grondig en creatief denkwerk. Om frisse ideeën te kunnen produceren  hebben onze hersenen immers tijd en concentratie nodig en die krijg je niet als je voortdurend met verschillende dingen tegelijkertijd bezigbent. Het is dus maar beter dat je niet zit te tweeten als je naar een televisieprogramma kijkt. Het is beter dat je niet met je beste vriendin zit te sms’en als je een boek aan het lezen bent of geacht wordt een cursus door te nemen. Het is beter dat je je mails niet beantwoordt tijdens de vergadering op het werk. En – vooral – het is veel beter dat je niet de aardappeltjes staat te schillen terwijl je vanuit een ooghoek de wasmachine en de droogkast in de gaten moet houden. Klap op de vuurpijl: vrouwen multitasken niet beter dan mannen… I feel relieved. Thank you mister Carr.

Oh ja, nog even dit. Terwijl ik dit stukje voor je schreef, lezer, stonden de patatjes op het vuur, liet ik de soep warmen en haalde ik een vleesje uit de diepvrieskast. En nu hoop ik maar dat je dit stukje ook nog het lezen waard vond.

02-05-2012 13:27

Helden


‘Ge zijt me ‘nen held, gij!’ zei mijn vader zo’n vijfenveertig jaar geleden toen ik hem een beetje beschaamd moest toegeven dat ik bij het repareren van mijn eerste fietsband met de bandenlichters door de binnenband had gestoken en dat ik de herstelling dus niet meer alleen voor mekaar kreeg. Uit de intonatie waarmee hij dat zinnetje uitsprak, maakte ik op dat hij mijn falen al bij al zo erg nog niet vond. Of dat het zijn ijdelheid streelde dat wij, snotneuzen die al naar het college liepen, toch nog heel wat van hem konden leren. Wie zal het zeggen?

Helden bevolkten onze hele jeugd. Op de lagere school waren er Old Shatterhand en Winnetou, maar ook Samson, Daniël in de leeuwenkuil, David en Goliath, de helden van de ‘gewijde geschiedenis’. Heel fascinerend allemaal. In het college verliepen de lessen Latijn en Grieks (hopelijk nu nog) steevast rond de antieke helden die onze vertaal- en verklaarteksten bevolkten. Als tieners maakten we dus kennis met de helmboswuivende Hector en zijn opponent Achilles, de uit Troje gevluchte Aeneas die in Carthago in de netten verstrikt geraakt van Dido en Hannibal die met zijn olifanten door de Alpen trok… wie zou ze ooit vergeten? Voor ons was het door dit alles na korte tijd onmiddellijk duidelijk wie een held was en wie niet. Meestal betrof het mannen. Zij dienden een hoger doel. Zij beschikten over een uitzonderlijke dosis moed en incasseringsvermogen. En – misschien wel het belangrijkste – zij gaven nooit op, zelfs niet in de meest sinistere situaties. Het waren mannen die hun leven op het spel durfden te zetten om het noodlot te tarten, om te bereiken wat ze wilden.

Meestal was dat overleven, leerden we toen we wat ouder werden. En de passie waarmee we als kind sommige van die heroïsche avonturen vaak nagespeeld hadden, verdween langzamerhand. We gingen inzien dat de radarprecisie waarmee we aanvankelijk onze helden hadden herkend niet onfeilbaar was. Dat er ook helden-tegen-wil-en-dank bestaan zoals Hamlet, de onvergetelijke, maar immer twijfelende held van Shakespeare. Of antihelden die dus eigenlijk geen echte helden waren, omdat ze eerder zwak dan moedig zijn zoals Raskolnikov uit Dostojewki’s ‘Schuld en boete’. En natuurlijk kwam er ook een hele rist ‘moderne’ helden bij die niet eens echt vochten, maar die de euvele moed hadden om bijvoorbeeld de hele muziekgeschiedenis op zijn kop te zetten zoals de Beatles en de Stones

Aan dit alles moest ik terugdenken toen we via onze Vlaamse media onlangs overspoeld (!) werden met reportages, miniseries, krantenartikels en documentaires over de ramp met de Titanic honderd jaar geleden. De Titanic, het was een sterk staaltje noodlot tarten, toch? Onzinkbaar, want uitgerust met zestien waterdichte compartimenten... Lifeboats? Niet echt nodig, want de passagiers mochten eens de verkeerde indruk opdoen als ze rondwandelden aan dek. Edoch… tijdens de maidentrip tegen een ijsberg met het gekende gevolg: 1522 van de 2223 passagiers overleefden de reis niet. De hybris bestraft. Ook dat.

Er waren ook Vlamingen aan boord. Drie van hen ga ik na het bekijken van de – overigens voortreffelijke – documentaire die Sven Speybroeck voor de Canvasreeks ‘Publiek Geheim’ maakte niet meer vergeten. Jules Sap en zijn vrienden kwamen uit de streek van Zwevezele in West-Vlaanderen. Zij kwamen levend terug van de ramp met de ijsberg nadat ze in de Verenigde Staten eerst enkele maanden als circusattractie hadden gewerkt, waar hun in door zeezout aangetast Engels en uit het hoofd geleerd relaas aan boord van de zinkende Titanic uiteraard voor de nodige exaltatie, interesse en centen zorgde. Spijtig genoeg ging hun manager al vlug met hun verdiensten aan de haal en werd ook hun terugkeer naar België weer een nieuw avontuur. Het begon op de Odysseia te lijken, maar ze haalden het, alle drie en in Zwevezele en wijde omgeving zullen ze allicht als helden binnengehaald zijn. So far, so good. ‘Maar hoe heeft je grootoom zich uiteindelijk weten te redden?’ wilde Speybroeck aan het einde van zijn interview nog even weten van een van de nabestaanden. De achterneef gaf het antwoord zonder blozen. ‘Omdat hij erin geslaagd is een plaats in een reddingsboot te bemachtigen en zich niks aan te trekken van de gewoonte die wil dat vrouwen en kinderen voorrang kregen…’ Demythologisering? Wellicht wel, maar als vader Sap nog geleefd had toen zijn zoon veilig thuis terugkeerde na de Titanicramp, zou hij waarschijnlijk gezegd hebben: “Gi ziet nen straaf’n, gi.” En dat met een hart vol opluchting…

05-04-2012 13:08

Overgangsrituelen


Kleine kinderen worden groot. Mijn kleindochter van zes doet dit jaar haar eerste communie. Ja, zover is ze al. “Groot,” vindt ze zelf en dat is ook zo. De kleine zorgen voorbij, de grote wellicht nog voor de boeg. Zo’n eerste communie is een overgangsritueel. Het behoorde oorspronkelijk tot de lentefeesten die onze voorouders al in de Keltische tijd (zo’n 2000 jaar geleden) vierden. Die Kelten vierden het ontwaken van de levengevende krachten van de lente o.a. in het feest van Ostara dat elk jaar plaats vond wanneer de dag even lang werd als de nacht. Dat lentefeest stond bij de Kelten in het teken van de vruchtbaarheid. Ostara was de godin met de haas. Tijdens Ostara gaven mensen elkaar beschilderde eieren. De naam Ostara verbasterde geleidelijk tot Easter en Ostern, Engels en Duits voor Pasen. De haas van Ostara werd dus onze paashaas. Bij Ostara hoorde ook het overgangsritueel van kind naar volwassene. Dat is onze eerste communie, die daarom steevast in het voorjaar gevierd wordt. Mijn kleindochter kijkt dan ook vooruit naar een communiefeest met veel zon, nieuwe bloemen en planten in de tuin en kwetterende en kwinkelerende vogels in de bomen… een lentefeest dus, met zichzelf in de nieuwe communiekleren als lentefee, inderdaad. En uiteraard ook met cadeautjes, want de paaseieren die er oorspronkelijk bijhoorden, zijn dan al lang op.

Overgangsrituelen bij de belangrijke levensfasen zitten in ieder van ons en je vindt ze in alle culturen. Je geraakt er niet los van, ook al ben je je er vaak niet van bewust. Het is toch normaal dat een 18-jarige een verjaardagsfuif geeft en al wordt er de dag van vandaag minder kerkelijk gehuwd, mekaar trouwringen geven en met rijst gooien is er toch nog altijd bij. Het overkomt ons dus allemaal en dat is maar goed ook, want al zijn overgangsrituelen vaak drempels vol onzekerheid, ze bieden ook houvast en geven structuur aan een leven.

Voor kinderen in de lagere school zijn ook sneeuwklassen een overgangsritueel. De leerlingen nemen immers afscheid van hun geborgen schooltje met de juffrouwen en meesters en gaan binnen korte tijd naar de grote school met de mevrouwen en meneren. Ze vieren dat nakende afscheid door een laatste keer als hechte klasgroep voor een langere periode samen op reis te gaan, naar Zwitserland, tien dagen naar de sneeuw. Een belangrijk moment in hun leven en voor de meesten is het de eerste keer dat ze zonder de geborgenheid van de ouders op reis gaan. Het is een echt avontuur… Ik moet daarbij onwillekeurig terugdenken aan de film Stand By Me. Daar kijkt het inmiddels volwassen geworden hoofdpersonage Gordie Lachance terug op een avontuur dat hij samen met zijn drie vrienden op twaalfjarige leeftijd beleefde. De film opent met deze uitspraak: I never had any friends later on like the ones I had when I was twelve. Jesus, does anyone?

Enkele weken geleden sloeg voor zo’n groep kinderen het noodlot toe midden in zo’n overgangsritueel: de schoolbus verongelukte op weg naar huis en 22 kinderen lieten het leven… Iedereen ver en dichtbij reageerde gechoqueerd en aangeslagen, er volgde prompt een dag van nationale rouw, er stonden lange rijen aan te schuiven om op diverse plaatsen de rouwregisters te tekenen… We verdragen het immers niet als overgangsrituelen bruusk verstoord worden door het noodlot.  En we verdragen het nog minder als het noodlot ons treft in onze toekomst, in onze kinderen. Woorden schieten dan te kort en we worden daarom meegevoerd in stromen van zeer diverse emotionaliteit: verbijstering, ongeloof, woede, berusting, meeleven, rouw… Het zal de overlevenden van de busramp en de nabestaanden van de overledenen veel sereniteit en wijsheid vergen om het gebeurde te kunnen plaatsen. Net daarom maakte de afscheidsviering in Lommel enkele dagen na de ramp zo’n grote indruk. Een sereen eerbetoon aan de slachtoffers van een ramp die onbegrijpelijk blijft, maar waar je je onvermijdelijk moet bij neerleggen, een afscheid met alles erop en eraan: getuigenissen van ouders, leeftijdsgenoten die voor zang en dans zorgen, de inzet van een aantal BV’s die de presentatie en inkleding ter harte namen, de troostende aanwezigheid van twee koningshuizen en binnen- en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders… Voor sommigen lijkt dit alles misschien overdreven, maar ook die afscheidsviering was broodnodig: het was op zijn beurt een overgangsritueel voor die vele ouders die nu een leven zonder het verongelukte kind tegemoet gaan. En dat dwingt meeleven en respect af.

Maar het leven gaat door, zegt het cliché, en al zullen we deze collectieve rouwervaring niet vlug vergeten, we zullen toch doorgaan met de even onvermijdelijke als dagdagelijkse loop der dingen, op naar een volgend overgangsritueel: volwassenheid, huwelijk, inwijding in een nieuwe werkkring, pensioen, overlijden. 

07-03-2012 12:55

TV-journaal


De voorbije februarimaand… Vier willekeurig gekozen items uit de tv-journaals. Ik speel even Freek Braeckman. Een. Omdat ze thuis vaak zonder ontbijt moeten vertrekken ‘s morgens, krijgen kinderen van de lagere school in Griekenland tijdens de speeltijden voedingssupplementen. Ook met de volwassen bevolking gaat het financieel van kwaad naar erger. De eurocrisis, weet je wel. De boosheid van de man en vrouw in de (meestal) Atheense straat richt zich soms ook naar ons: ze voelen zich in de steek gelaten en wij moeten dan ook maar niet meer komen genieten van  de mooie, blauwe, maar nog altijd Griekse zee, van de lekkere temperatuur en van de antieke bezienswaardigheden. Twee. Uit Syrië krijgen we dagelijks beelden te zien van burgers die het niet eens zijn met het regime en die door regeringstroepen van straat worden gevaagd, niet enkel met waterkanonnen, maar ook met het scherp uit tanks en mitrailleurs van het leger. Via gsm-filmpjes wordt ons gevraagd: waarom laten jullie dit in godsnaam gebeuren? Doe iets! Help ons! Drie. Oei, plotse winterprik in eigen land. Min vijftien en lager en een te grote massa daklozen op straat nog. De nieuwe staatssecretaris voor maatschappelijke integratie en armoedebestrijding krijgt de volle laag. Te weinig opvangplekken! Hoe is dat mogelijk?  Dit kan toch niet in een beschaafd land? Parlementaire vragen, mediahetze tegen De Block. Doet de temperatuur meteen enkele graden stijgen. En vier. In het Zwitserse Lausanne wordt de cero-cero-cero-cinco-man door het TAS definitief aan de paal genageld. Een microscopisch klein chlenbutarolgehalte in zijn bloed, ja ja… en hij kan niet verklaren hoe het erin geraakt is! Besmette biefstuk? Mijn oor… Twee jaar schorsing dus, met terugwerkende kracht. Weg touroverwinning. Weg verdiensten van de voorbije twee jaren. Uit het wielercircus dat zich op dat moment in Qatar vermaakt, komen slechts spaarzame reacties.

We zoeken een knus hoekje in de sofa op, voeten op het salontafeltje… Vier keer is de hamvraag dunkt me: hoe staat het met onze solidariteit? So-li-da-ri-teit? Onze globale aansprakelijkheid, zeg maar, voor wat er met onze medemens waar ook ter wereld af en toe misloopt. In Griekenland keurt een regering in paniek de ene bezuinigingsmaatregel na de andere goed, op zoek naar sympathie en de nodige euro’s van de rest van Europa, terwijl buiten de parlementsgebouwen de bevolking murw geslagen op straat komt. Duitse en Nederlandse politici beweren schaamteloos dat de EU best verder kan zonder Griekenland, vanuit financieel oogpunt overigens een pertinente leugen. Twee grote - en dus vetohebbende - landen zoals Rusland en China verwerpen in de Veiligheidsraad van de VN even schaamteloos en zonder enige toelichting een voorstel dat stelt dat de Syrische bevolking moet beschermd worden tegen wandaden van het eigen regime. Het wordt gebracht als een fait divers in de berichtgeving. Ondertussen gaat de burgeroorlog door: vandaag weer zeventien doden en een veelvoud daarvan aan gewonden… Met bewonderenswaardige kalmte licht Maggie De Block haar nog jonge beleid en de winterse opvang van daklozen toe bij één van de pershorzels die het overigens niet enkel op haar beleidsdaden gemunt heeft. De situatie onmiddellijk en helemaal oplossen kan ze niet, maar een dag later komt ze met de melding dat er toch weer vijfhonderd personen méér uit de kou gered kunnen worden… En de zwaarbetaalde wielrenners die de krentenwegers uit Lausanne lik op stuk zouden kunnen geven door unaniem te verklaren dat een hertekende Ronde van Vlaanderen, (waar we ons binnen een paar weken weer massaal aan gaan vergapen) voor hen niet meer hoeft als een collega zonder bewijs van schuld wordt veroordeeld, zwijgen nog altijd in alle talen…

Blijkbaar is solidariteit anno 2012 iets dat je moet verdienen? Iets waaraan voorwaarden verbonden zijn? Nee toch? Solidariteit is. Punt.

We zitten nog altijd knus op de sofa. Toch ook even kijken naar ‘Man bijt hond’. Altijd leuk. Een anonieme man wil zijn steentje bijdragen tot het oplossen van de winterellende van de daklozen in eigen land. Geen opvallende man. Alledaags flatje ook. Twee slaapkamers, goed verwarmd, waarvan er dagelijks eentje onbewoond blijft. Zijn conclusie lijkt voor de hand liggend: hier kan een klein gezinnetje terecht voor enkele warme nachten. Uitgeruste keuken, zitkamer met tv en nog wat extra gezelligheid… hij stelt het allemaal ter beschikking. En hij heeft het aan zijn gemeentebestuur en het ocmw gemeld. Edoch: er komt niemand. Ook niet na zijn wat naïeve oproep via de koopjessite Kapaza op het internet. Maar toch: een man naar mijn hart! 

08-02-2012 12:50

Telefoongesprek


Dag schat, met mij. Je had gebeld straks? Ja, ik was er even niet, vergadering met de baas. Nee, niks bijzonders. Problemen met Louis, weet je nog, ik vertelde er gisteren iets van... Loe-w-ies! Die nieuwe op verzendingen, ja. Waarvoor had je gebeld? Wat? Ja natuurlijk weet ik dat het woensdag is. Of ik Kareltje naar de voetbaltraining kan brengen… Eens kijken, momentje. Hoe laat? Ja, dat zou moeten lukken. Wel vlug even tussendoor dan. Wie? Johan Claes. Wie is dat? Speelt die dan ook voetbal? Ja. Ja, dan moet je me wel even dat adres doorgeven. Nee… natuurlijk weet ik niet waar die woont. Oh. Begin van onze straat. Is dat het zoontje van Martha en Yves? Ja natuurlijk, maar ik dacht dat ze hem Jantje noemden. Ja, dat is dan geen probleem natuurlijk. Oké, schat, doe ik. Nee, ik vergeet het niet. Oh ja, waar is Kareltje vanmiddag? Ja, had ik kunnen weten…: tweede woensdag van de maand, bij jouw moeder dus. Dat wordt dan wel een probleempje met Jantje natuurlijk… Omdat ik dan een ommetje naar thuis moet rijden om hem op te halen. Nee, lukt wel. Om halfdrie, ja. Ik spurt nadien wel even terug naar kantoor, want ik heb nog een meeting. Sonja? Moest die dan vandààg naar de vioolles? Oh. Ja, ik dacht alleen op zaterdag. Ja, nu herinner ik het me. Hoe laat is ze klaar? Zes uur. Tja… dat wordt een beetje krap natuurlijk... Omdat ik niet weet hoe lang die meeting nog duurt. Ja, zéker tot zes uur, misschien wel later… Kun jij dan niet even langsrijden? Hoe jij komt met Rita mee vanavond? Ja, begrijp ik wel, schat, maar ik dacht dat je hem vanmiddag al mocht gaan ophalen. Wil je Sonja dan niet effe sms’en dat ze maar even  moet wachten aan de academie? Nee. Nee, dat weet je toch. Ze heeft een nieuwe gsm, toch, en nu ken ik haar nieuwe nummer niet. Oké.

Hoe laat ben jij klaar vanavond, schat? Zo laat pas? Dat wordt nog rennen dan. Omdat we toch nog iets moeten verhapstukken voor we bij Jef en Marijke op bezoek kunnen. Brood in huis? Dat zou ik niet weten… Nou, jij toch ook? Ik zou niet weten waar ik na zessen nog effe vlug aan een brood geraak… Is er geen broodwinkel in de buurt van de academie? Omdat Sonja daar dan even langs kan gaan, ze moet toch op me wachten. Nou, zo zwaar is zo’n vioolkist nu ook weer niet… Nee, echt, schat, een brood zie ik niet zitten zo laat... Als ik terugkom van Kareltje naar de voetbaltraining brengen dan? Nou, schat, de naam is niet Speedy Gonzalez… Nee, een grapje… Dat was een voetballer van CF Valencia… Nee, echt, ik doe mijn best... Heb je trouwens niet iets in de diepvrieskast dat we gewoon pasklaar in de microwave kunnen mikken? Oh… Dat wordt smullen dan. Nee, ik word helemaal niet sarcastisch, gewoon een ietsiepietsie praktisch. Praktisch, ja, prak-ties. Anders moeten we maar effe langs de frituur voor kippenvingers en een berenl... Natuurlijk weet ik dat we dat gisteren al gegeten hebben, maar nood breekt wet. Toch? Zal ik met Sonja langsrijden in het naar huis komen? Oké. Dat doen we…

Moet nu gaan ophangen, want… Ja, schat, daar kunnen we echt niet onderuit, daar hebben we het al over gehad, toch... Ik zou ook liever thuis op de bank naar ‘Thuis’ liggen kijken, maar Marijke heeft me de voorbije maand al dertien keer gevraagd wanneer we nu eindelijk hun nieuwe stulpje komen inzegenen. En Marijke deelt hier de lakens… juist ja. Oh, we nemen wel een leuke fles mee die we met Nieuwjaar cadeau hebben gekregen, no problem. Ze merken het toch niet… Die jurk die je met Nieuwjaar droeg, zeker? Stond je heel erg beeldig, toch? Merken ze ook niet… In de stomerij? Tja, ik ook niet... Omdat ik dan op weg ben naar de frituur met Sonja… Moet nu echt ophangen, schat. Er staan hier vier mannen en drie vrouwen met een bonnetje in de hand op me te wachten…

Ja, doei… Niet te hard werken nog. Is nergens goed voor… Enne… nee, ik vergeet het niet. Nee, heus niet. Tot straks. Doei!

04-01-2012 12:45

Zen onder de kerstboom?


Op het gevaar af aangezien te worden voor handelaar in vijgen na Pasen, even iets over de voorbije decembermaand. Hebben jullie het ook weer overleefd, lezers? Ik bedoel: die opgefokte drukte van het jaareinde? Eerst Sinterklaas en de speelgoedmarathon van de goedheiligman? Dan de kerstman met de verlanglijstjes en de pakjes onder de kerstboom? Ten slotte de nieuwjaarsperiode met de obligatoire eindejaarsdiners al dan niet vergezeld van het o-zo-leuke (relatie)geschenk? Hebben jullie meegedaan met de oliebollendomme pakjesdans in deze eindejaarsperiode? Meegestruind door de met duizenden valse - want commerciële -, maar toch zo stemmige lichtjes aangeklede winkelstraten? Verbluft staan kijken bij de etalages? Je ogen uitgekeken op cadeautjes die je niet kunt kopen en ook niet krijgen? Staan meeschuifelen in de eindeloze rij van geschenkenjagers in alle trendy winkels van de stad? En de nabije toekomst oogt niet veel beter. Daags na Kerstmis al opent eBay weer zijn rubriek voor foute cadeau, een week later komt de koopjesperiode eraan en rennen we ons weer enkele dagen de pleurus op zoek naar dat ene geschenk-voor-onszelf dat we een maand eerder niet wilden of konden kopen. De geleden verliezen moeten gecompenseerd worden, toch? Enne…: ik consumeer, dus ik ben. Het moet me van het hart dat ik me een aantal keer wee gevoeld heb in de buik bij het aanschouwen van zoveel consumptiedrift.

En ik niet alleen, blijkbaar. Enkele weken geleden brak ene Kelly Deriemaeker (‘de voormalige schrik van de winkelstraat’) in De Standaard Magazine een lans voor Stoppen met Shoppen (‘de beste beslissing die ik kon nemen’). Niet uit humanitaire overwegingen of zo (‘er is nog zoveel honger in de derde wereld’), ook niet uit gierigheid of besparingsdrift. Wel uit louter plezier (‘Het maakt het leven zo heerlijk simpel.’) Gewoon terug naar de essentie zeg maar. Dingen die op zijn, worden uiteraard vervangen. Een espressootje in de stad kan nog, vooral omdat het thuis zo lekker niet smaakt. Andere dingen kunnen ook, op voorwaarde dat ze goed dienst doen en lang meegaan… Maar wél gedaan met dat dertiende paar schoenen in de rij en het zoveelste boek dat nooit gelezen wordt. En weg met het nieuwe merk deodorant of mascara dat volgens de advertenties zoveel meer ecologisch verantwoord is dan alle vorige…

De voordelen van Kelly’s nieuwe ingesteldheid zijn duidelijk. Extra tijd, beweert ze, want minder rondstruinen in de winkelstraten. Extra ruimte, bezweert ze, want minder overbodige dingen in huis. Een geruster gemoed, weet ze, want weg met het duiveltje van de koopdrang. Meer controle via de één-in-één-uit-regel (‘wat op is, wordt bijgekocht’), voert ze aan en ook minder schuldgevoel wegens geen moeilijke momenten van verantwoording meer (‘waarom heb ik nu eigenlijk toch weer een handtas bijgekocht?). Kortom: meer zen! Minder schaap-in-de-kudde-mentaliteit!

Ben ik nu een asceet geworden? Nee, maar verhelderend vind ik het wel. En om de logica ervan in te zien hoef je echt niet een nacht op een kale bergtop door te brengen. We consumeren zo oneindig veel nutteloosheid, lezer. Ik denk dat ik het ook maar eens probeer het volgend jaar. Eerst eens diep nadenken voor ik de creditcard weer bovenhaal. Misschien eens een alternatief cadeau vragen, een doe-iets-bon of zo. En vooral: zen onder de kerstboom. Mooi voornemen bij het begin van een nieuw jaar. Toch? Ik laat nog weten hoe het afloopt.

Contact

Joost mag het weten

bob.joosten@skynet.be

Doorzoek de website

© 2013 Alle rechten voorbehouden.

Maak een gratis websiteWebnode